ECLI:NL:RBDHA:2024:8066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
Awb 23-13007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake visumaanvraag voor kort verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De gemachtigde van de verzoeker heeft het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de verweerder. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat de verweerder tegemoet is gekomen aan zijn verzoek, kan de rechtbank de verweerder veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van de verzoeker, wat heeft geleid tot de intrekking van het beroep. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en de verweerder veroordeeld tot een bedrag van € 437,50 voor de gemaakte proceskosten, alsook tot vergoeding van het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 184.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I Hendrickx, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13007

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: Z. Zolfali),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Namens verzoeker is er op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift tegen de afwijzing van de aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
Gemachtigde van verzoeker heeft het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten, nu verweerder dat tijdens de aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog heeft gedaan, is verweerder in zoverre aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) aan
verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I Hendrickx, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is bekend gemaakt op 22 mei 2024.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.