ECLI:NL:RBDHA:2024:8065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
NL24.11520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 juli 2022 afgewezen, en deze afwijzing is bevestigd in een besluit van 15 maart 2024. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting afgedaan, in overeenstemming met de partijen.

Eiseres, die in het verleden in het bezit was van een verblijfsvergunning, heeft te maken gehad met een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Haar verblijfsvergunning werd ingetrokken omdat zij in Nigeria woonachtig was. Eiseres heeft vier kinderen die in Nederland zijn geboren en in pleeggezinnen wonen. Na de intrekking van haar verblijfsvergunning heeft zij verschillende asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. Op 16 mei 2022 heeft zij een aanvraag voor uitstel van vertrek ingediend.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waarbij zij zich richtte op de vraag of de hoorplicht is geschonden. Eiseres stelde dat zij gehoord had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van het horen, omdat eiseres niet tijdig had gereageerd op verzoeken om haar verhinderdata door te geven. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11520

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van eiseres.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft deze zaak samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , in overeenstemming met partijen, buiten zitting afgedaan.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier (voortgezet verblijf na) Special Regeling. Deze verblijfsvergunning is op 8 augustus 2016 ingetrokken omdat eiseres in Nigeria woonachtig was.
2.1.
Op 18 april 2018 is een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. Op
7 december 2021 is een aanvullend terugkeerbesluit genomen waarin is opgenomen dat eiseres dient terug te keren naar Nigeria.
2.2.
Eiseres heeft vier kinderen geboren tussen 2005 en 2012. De kinderen zijn allemaal in Nederland geboren en wonen niet meer bij moeder, maar in pleeggezinnen. Moeder heeft geen contact met de kinderen.
2.3.
Na de intrekking van de verblijfsvergunning regulier heeft eiseres verschillende asielaanvragen en Chavez-Vilchez aanvragen gedaan. De aanvragen zijn afgewezen.
2.4.
Op 16 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit waarbij de staatssecretaris vasthoudt aan zijn weigering om eiseres op grond van artikel 64 van de Vw uitstel van vertrek te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de hoorplicht geschonden?
5. Eiseres voert enkel aan dat het gelet op de complexiteit van de situatie in de rede had gelegen dat eiseres bij de definitieve besluitvorming zou zijn gehoord. Nu dit niet is gebeurd kan het besluit geen stand houden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de stukken blijkt, en eiseres heeft dit niet bestreden, dat eiseres bij brief van 18 december 2023 door de staatssecretaris in de gelegenheid is gesteld om aan te geven of zij wenst te worden gehoord door een ambtelijke commissie. Daarbij is eiseres erop gewezen dat, als zij niet binnen de gestelde termijn verklaart gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, wordt afgezien van het horen van eiseres op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht. De gemachtigde van eiseres heeft op 4 januari 2024 te kennen gegeven dat betrokkene wenst te worden gehoord, maar heeft daarbij niet, zoals verzocht was in de brief van 18 december 2023, diens verhinderdata en de taal waarin een tolk geregeld moet worden doorgegeven. Bij uitblijven van een verdere inhoudelijke reactie is eiseres op 29 februari 2024 per e-mail in de gelegenheid gesteld om alsnog een reactie op het BMA-advies te geven en heeft de staatssecretaris verzocht om, als eiseres gehoord wil worden, de verhinderdata voor de maand maart 2024 en de taal van de tolk door te geven. Hierbij is aangegeven dat er bij uitblijven van een reactie een beslissing op het bezwaarschrift zal worden genomen zonder een reactie op het BMA-advies af te wachten en zonder eiseres te horen. Vast staat voorts dat de gemachtigde van eiseres niet op de brief van 18 december 2023 en de e-mail van 29 februari 2024 heeft gereageerd.
5.2.
Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden heeft de staatssecretaris terecht en op goede gronden toepassing gegeven aan artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht en kunnen afzien van het horen in de bezwaarfase.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.11521