In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 juli 2022 afgewezen, en deze afwijzing is bevestigd in een besluit van 15 maart 2024. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting afgedaan, in overeenstemming met de partijen.
Eiseres, die in het verleden in het bezit was van een verblijfsvergunning, heeft te maken gehad met een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Haar verblijfsvergunning werd ingetrokken omdat zij in Nigeria woonachtig was. Eiseres heeft vier kinderen die in Nederland zijn geboren en in pleeggezinnen wonen. Na de intrekking van haar verblijfsvergunning heeft zij verschillende asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. Op 16 mei 2022 heeft zij een aanvraag voor uitstel van vertrek ingediend.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waarbij zij zich richtte op de vraag of de hoorplicht is geschonden. Eiseres stelde dat zij gehoord had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van het horen, omdat eiseres niet tijdig had gereageerd op verzoeken om haar verhinderdata door te geven. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.