ECLI:NL:RBDHA:2024:8058
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder beroepsprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, met V-nummer [vnummer], had een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen in een besluit van 23 februari 2023. Na het indienen van bezwaar tegen dit primaire besluit, heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 25 januari 2024 heeft de Staatssecretaris beslist op het bezwaarschrift van verzoeker, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter constateerde dat er geen beroepsprocedure liep tegen het bestreden besluit, wat noodzakelijk is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar.