ECLI:NL:RBDHA:2024:8033
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 17 april 2024 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 mei 2024, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.K. Bulthuis, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Douma. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.17737) die verband houdt met het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De rechter heeft geen andere omstandigheden kunnen vaststellen die een voorlopige voorziening zouden rechtvaardigen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.