ECLI:NL:RBDHA:2024:8026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.2046 en NL24.2047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eisers met betrekking tot post-FARC milities en risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze zaak hebben eisers, een Colombiaans gezin, asiel aangevraagd in Nederland vanwege problemen met post-FARC milities in Colombia. De rechtbank Den Haag heeft op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaken NL24.2046 en NL24.2047. Eisers hebben op 24 september 2022 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar hun aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening is dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt en dat de Colombiaanse overheid bescherming kan bieden.

Eisers hebben aangevoerd dat hun dochter in oktober 2021 door post-FARC milities is benaderd voor rekrutering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de geloofwaardigheid van het asielrelaas, eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor vluchtelingschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de FARC sinds 2016 is omgevormd tot een politieke partij en dat de huidige post-FARC milities niet specifiek gericht zijn op eisers. Bovendien hebben eisers na de incidenten in oktober 2021 nog elf maanden zonder problemen in Colombia verbleven.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over medische klachten van hun dochter en de schending van hun recht op familieleven en privéleven beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze gronden niet slagen. De rechtbank heeft de beslissing van de Staatssecretaris bevestigd en de beroepen van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen asielvergunning krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2046 en NL24.2047

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer 1] , eiser

[eiseres], V-nummer: [V-nummer 2] , eiseres
[minderjarige] ,V-nummer: [V-nummer 3] , dochter (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. Eisers hebben op 24 september 2022 allebei een verblijfsvergunning asiel gevraagd. In dit kader heeft met beide een aanmeldgehoor en een nader gehoor plaatsgevonden. In reactie op de verslagen hiervan hebben eisers correcties en aanvullingen ingediend.
2. Verweerder heeft op 21 juni 2023 voornemens uitgebracht. Hier hebben eisers op gereageerd met de zienswijze van 22 juni 2023. Daarna heeft verweerder op 23 juni 2023 besluiten genomen op de asielaanvraag van eisers. Deze besluiten zijn echter op 24 juli 2023 ingetrokken.
3. Vervolgens heeft verweerder op 3 november 2023 nieuwe voornemens uitgebracht, waar eisers met de zienswijze van 1 december 2023 op hebben gereageerd. Met de besluiten van 22 december 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder uiteindelijk de asielaanvragen van eisers afgewezen.
4. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers deelgenomen, met hun dochter, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig tolk D.P. Narrete.

Asielrelaas van eisers (in essentie weergegeven)

5. Eisers stellen dat zij de Colombiaanse nationaliteit hebben en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1969 (eiser) en [geboortedatum 2] 1979 (eiseres). Hun dochter is geboren op [geboortedatum 3] 2008.
6. Zowel eiser als eiseres leggen aan hun asielrelaas ten grondslag dat zogeheten post FARC milities in oktober 2021 hebben geprobeerd hun dochter te rekruteren.
7. Specifiek aan het relaas van eiser is dat hij in 2004 zou zijn opgepakt vanwege valse beschuldigingen en in 2005 weer zou zijn vrijgelaten. Daarnaast heeft eiser verklaard over verschillende familieleden die problemen met de FARC hebben ondervonden. Zo zou eisers broer zijn gerekruteerd in 1982 en zijn vader zijn vermoord in 1993. Ook stelt eiser dat zijn zoon (niet de zoon van eiseres ) in 2005 door de FARC is gerekruteerd, maar in 2006 heeft weten te ontsnappen.
8. Eiseres heeft voor haar situatie aangevoerd, dat haar neven door de FARC zijn gerekruteerd tussen 1997 en 1999. Daarnaast heeft eiseres zelf nare ervaringen. Zij heeft zich later in 2005 en 2006 gedwongen moeten verplaatsen als gevolg van het conflict tussen de Colombiaanse overheid en de FARC.

Inhoud bestreden besluiten en voornemens (in essentie weergegeven)

9. Verweerder acht alle relevante elementen uit het asielrelaas van zowel eiser als eiseres geloofwaardig. Volgens verweerder komen eisers echter niet voor een asielvergunning in aanmerking, omdat hun reden om te vluchten niet te relateren is aan de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook stelt verweerder dat eisers bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade lopen. De vrees hiervoor is niet aannemelijk gemaakt en de Colombiaanse overheid kan bescherming bieden.
10. Het is volgens verweerder niet aannemelijk dat eisers nog te vrezen hebben van de post FARC. Sinds de vredesonderhandelingen in 2016 heeft de FARC het geweld afgezworen en zich omgevormd tot politieke partij. Er is enkel nog een minderheid aan oud FARC-leden die weigert de wapens neer te leggen, zogeheten post-FARC milities. Het is, ondanks de nare gebeurtenissen uit het verleden, niet aannemelijk dat de huidige milities het op eisers persoonlijk gemunt hebben. Ook niet als eisers verplicht waren vanwege het zijn van landbouwer naar twee bijeenkomsten te gaan van de lokale militie. Hieruit volgt namelijk niet dat zij persoonlijk in de aandacht stonden.
Verweerder neemt ook aan dat de dochter van eisers is aangesproken door de milities, maar persoonlijke vrees hierdoor is niet aannemelijk geworden. Eiser noemt namelijk meerdere personen en groeperingen (La Segunda Marquetaila en Nueva Marquitalia) en verklaart hierover wisselend. De militie die volgens eiser het gebied waar het gezin woonde (het departement Meta) onder controle had (volgens hem La Segunda Marquetaila) is blijkens openbare bronnen niet actief in dit departement. Ook de verwijzing van eisers naar algemene informatie, over geweld en moord op kinderen vanwege rekruteringen, maakt de vrees dat dit hun dochter zal overkomen niet aannemelijk. Zij was immers nog niet gerekruteerd. Ook hebben eisers met hun dochter, nadat zij door de militie was aangesproken (oktober 2021) nog elf maanden probleemloos verbleven in Colombia (tot en met september 2022).

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank zal de besluitvorming in het navolgende beoordelen aan de hiertegen aangevoerde beroepsgronden.

Vluchtelingschap

12. Eisers vinden het onterecht dat zij niet als vluchteling zijn aangemerkt. Zij stellen dat uit landgebonden beleid volgt dat ook vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan uitgaan van (gewapende) groeperingen die landelijk opereren. Aanvullend voeren eisers aan dat zij evangelisten zijn en de FARC heeft samenkomst van deze geloofsstroming verboden. Het is daardoor onmogelijk om veilig te wonen in gebied waar post-FARC groeperingen de dienst uitmaken. De weigering van eisers om hun dochter toe te laten treden tot de post FARC militie duidt op een dergelijke tegenstand. Ook is het zo dat jongeren, waaronder de dochter van eisers, als sociale groep in de negatieve belangstelling staan van de FARC. Zij zijn namelijk nog kneedbaar en kunnen worden ingezet bij de gewapende strijd.
13. De rechtbank overweegt dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onder meer kan worden verleend aan iemand die kan worden aangemerkt als ‘verdragsvluchteling’. Het gaat hierbij om iemand die in zijn thuisland gegronde vrees heeft voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde etnische of sociale groep. Daarbij moet hiertegen geen bescherming zijn in het eigen land. Verweerder heeft kunnen beslissen dat dit wegens problemen met de post-FARC niet het geval is. De FARC bestaat sinds 2016 niet meer in de oorspronkelijke vorm. Het gaat nu om regionaal opererende groepen die niet door het hele land actief zijn.1 De problemen uit het verleden maken eisers hierdoor niet automatisch tegenstander. Daarnaast heeft eiser in het nader verhoor verklaard dat hij geen politieke overtuiging heeft. Uit de weigering van de dochter van eisers om toe te treden tot de post-FARC militie volgt nog niet dat eisers als politiek tegenstander worden gezien in de zin van het verdrag. Hieruit blijkt ook niet dat specifiek de dochter van eisers vanwege haar leeftijd of om andere redenen in de negatieve belangstelling staat van een landelijk actieve groepering. Tot slot overweegt de rechtbank dat de religieuze overtuiging van eisers voor hen niet de reden is geweest om Colombia te verlaten. De beroepsgronden slagen niet en verweerder heeft de relazen mogen toetsen aan de vraag of eisers bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade.

Reëel risico op ernstige schade bij terugkeer

14. Eisers vinden het niet zorgvuldig dat verweerder in het voornemen heeft verwezen naar een Spaans rapport zonder vertaling. Dit terwijl de gemachtigde de Spaanse taal niet machtig is. Het landkaartje is weliswaar een visuele bron, maar zonder de tekst als context niet goed te interpreteren.
15. Eiseres voeren verder aan dat verweerder de poging van de post-FARC milities om hun dochter te rekruteren geloofwaardig heeft geacht. Eisers staan als landeigenaren in een register dat in handen is van de lokale milities. Zij zijn er daarom van overtuigd dat hun dochter niet willekeurig is benaderd. Volgens eisers worden jongeren die zich onttrekken aan rekrutering geliquideerd om zo de bevolking angst aan te jagen. Dit gevaar blijkt ook uit een artikel uit 2023, waarin staat dat individuen geen keuze hebben om hun kinderen toe te laten tot de guerrilla’s, omdat zijzelf en hun kinderen anders worden vermoord.2 Voor eisers en hun dochter zijn de risico’s op represailles nog groter vanwege de problemen die zijzelf en familieleden met de FARC hebben ondervonden. Daarbij wilden eisers na het voorval
1. Algemeen Ambtsbericht Colombia maart 2022, pagina 33.
2 Eisers verwijzen onder andere naar een artikel van 1 juni 2023:
‘The Rise of the Colombian Child Soldier’.
met hun dochter wel direct vluchten, maar zij hadden hiervoor niet genoeg geld. Vanwege het gevaar hebben zij toen een tijd ondergedoken gezeten. Hun dochter kon niet naar school en eiseres kwam nauwelijks buiten. Eiser heeft wel gewerkt, maar op grote afstand. Hij bezocht het gezin enkel in het weekend en in het donker.
Al met al is er dus wel degelijk een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Colombia. Daarbij is er geen vestigingsalternatief en kan de overheid geen effectieve bescherming bieden, aldus eisers.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder heeft verwezen naar een landkaart ter illustratie van de locatie waar bepaalde milities aanwezig zijn. De rechtbank ziet hierin als zodanig geen probleem. Eiser zelf heeft verklaard dat hij niet weet welke groepering zijn dochter heeft lastiggevallen en dat hij in meer algemene zin de tweede lichting van de Farc heeft bedoeld. Nu niet in geschil is dat eiser niet de exacte militie kan benoemen en het desbetreffende Spaanstalige rapport (afgezien van het landkaartje) niet betrokken is bij de besluitvorming worden geen gevolgen verbonden aan de afwezigheid van een vertaling.
17. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder niet ten onrechte heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat eisers hebben te vrezen voor een bij artikel 3 EVRM verboden behandeling. Dit omdat op de personen van eisers gerichte negatieve aandacht van een post Farc militie niet aannemelijk is geworden.
Bij de beoordeling mocht verweerder betrekken dat eisers na het voorval met hun dochter (oktober 2021) nog elf maanden zonder concrete problemen met de desbetreffende post Farc
-groep in Colombia hebben verbleven (tot en met september 2022). Het was ook niet echt verscholen want het gezin verbleef bij oma/(schoon)moeder in hetzelfde gebied in Colombia als waar eisers zelf woonden. Ook kon eiser naar zijn werk reizen. Verder mocht verweerder concluderen dat er geen duidelijk verband is gebleken tussen de vroegere gebeurtenissen (van vóór 2006) waaronder problemen met de oude FARC en de poging tot rekrutering in 2021 van post-FARC milities. Niet is gebleken dat eisers of hun dochter in de persoonlijke aandacht staan. Dit volgt ook niet uit de gegevens in het register ‘La Junta Accion Communal’, waar volgens eisers veel informatie over al het land en de landeigenaren in staat (hoeveelheid boerderijen, grootte van de boerderijen, typen gewassen, dieren en bewoners). Nu gedurende bijna een jaar lang niet is gebleken van negatieve belangstelling van de zijde van de post-Farc voor eisers, duidt dit niet op specifieke aandacht voor eisers. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat eisers eventueel bescherming kunnen vragen van de Colombiaanse autoriteiten. Dit kan eventueel elders in Colombia. Niet gebleken is dat de algemene informatie uit het algemeen ambtsbericht dat in de steden de bescherming naar behoren werkt, onjuist is.

Was het onderzoek volledig (artikel 3 EVRM)?

18. Eisers voeren verder nog aan dat hun dochter ten onrechte niet is gehoord. Dit terwijl juist wat zij heeft meegemaakt met de post-FARC de reden is van hun vlucht uit Colombia.
19. Verweerder stelt dat eisers als ouders hebben verteld wat hun dochter heeft meegemaakt. Nu hij dit geloofwaardig acht, was er geen reden om ook de dochter nog te horen.
20. Eisers doelen er met name op dat de dochter naar voren heeft gebracht dat zij op haar route naar huis bewust werd opgewacht, dat de personen zich voorstelden en eruit zagen als leden van de FARC. Zij lieten tijdens het gesprek blijken dat zij exact wisten waar zij
vandaan kwam en wie haar ouders waren en waar zij woonde. Ze stellen dat hiermee duidelijk is dat de FARC wel degelijk persoonlijke belangstelling had voor eisers.
21. Verweerder heeft hierover terecht naar voren gebracht dat hiermee in de beoordeling rekening is gehouden. De relazen van eisers zijn geloofwaardig geacht. Eiser heeft deze omstandigheden, waaruit volgens eisers de persoonlijke negatieve aandacht blijkt, ook met zoveel woorden in zijn nader gehoor naar voren gebracht (ng p. 7 en 8).
Uit de besluitvorming blijkt dat verweerder dit in de beoordeling heeft betrokken. Er is overwogen dat ook ervan uitgaande dat de FARC wist dat het gezin uit de woning (boerderij) was vertrokken en dus wist wie zij waren, eisers na het voorval gedurende bijna een jaar in dezelfde regio in de stad in het huis van (schoon)moeder hebben verbleven.
Verweerder mocht ervan uitgaan dat indien van persoonlijke negatieve aandacht sprake zou zijn, eisers in dezelfde regio, in het huis van familie waar zij ook eerder hadden gewoond, relatief eenvoudig te vinden zouden zijn. Verweerder mocht zich ook, uitgaande van het relaas van de dochter, op het standpunt stellen dat niet is gebleken dat de FARC-milities na 5 oktober 2021 nog naar de dochter of eisers op zoek zijn geweest. Verweerder mocht daarbij betrekken dat eiser wegens zijn werk deelnam aan het openbare leven. Nu de versie van de dochter hierin ligt besloten, was er geen aanleiding haar apart te horen. Dat zij overtuigend kan vertellen over het voorval maakt dat niet anders, nu het voorval zelf niet tot een ander oordeel leidt. De conclusie is dat ook zonder het apart horen van de dochter, het onderzoek niet onvolledig is geweest. Deze grond slaagt niet.

Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

22. Eisers stellen dat hun dochter door de confrontatie met de post-FARC milities medische klachten heeft (trauma’s). Vanwege de angst voor terugkeer heeft zij een medische behandeling ondergaan. Verweerder heeft de medische stukken alleen beoordeeld in het kader van eventueel uitstel van vertrek.3 Hierdoor wordt geen recht gedaan aan het gegeven dat volgens eiser sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden.4 Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of het recht op familieleven en privéleven wordt geschonden.5 Zij konden voor het vertrek naar Nederland namelijk niet samenleven en participeren aan de Colombiaanse samenleving. Om deze redenen vinden eisers dat in ieder geval een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had moeten worden verstrekt.
23. De rechtbank overweegt dat verweerder een onderscheid heeft gemaakt in de beoordeling van de humanitaire redenen en datde medische gegevens van de dochter van eisers in de beoordeling zijn betrokken in de toets aan artikel 64 Vw. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de medische gegevens niet dat de medische informatie had moeten worden betrokken bij de vraag is of sprake is van een ‘samenstel’ van bijzondere omstandigheden. De omstandigheden waarop eisers doelen hebben zich niet in Nederland voorgedaan wat wel een voorwaarde is voor toepassing van artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit.6 Voor het overige is goed voorstelbaar dat de procedure stress en onzekerheid met zich brengt, maar uit de medische informatie (tot december 2023) blijkt
3 Artikel 64 van de Vw.
4 In de zin van artikel 3.6ba van het Vreemdelingenbesluit (Vb.).
5 Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6 Zie paragraaf B11/2.5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
niet dat sprake is van een gespecialiseerde behandeling vanwege de situatie alhier en dat een behandeling noodzakelijk is waarvoor Nederland het meest aangewezen land is. Verder hebben eisers na het voorval uit oktober 2021 nog als gezin samengeleefd in Colombia. Dat naast eiser ook eiseres en de dochter niet konden participeren in de samenleving is niet aannemelijk geworden. Bij dit laatste speelt onder meer een rol dat uit het algemeen ambtsbericht is op te maken dat politie juist in stedelijke gebieden aanwezig is, zodat eisers hier zouden kunnen verblijven.7 De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet wat betreft deze onderwerpen geen onderzoeks- of motiveringsgebreken.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Zij krijgen om deze reden geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
7 Algemeen Ambtsbericht Colombia maart 2022, pagina 86.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.