ECLI:NL:RBDHA:2024:8011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vreemdelingenwet 2000 en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiseres, een Somalische nationaliteit, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de staatssecretaris zware gronden (3a, 3k, 3m) en een lichte grond (4a) aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 mei 2024, waarin de bewaring werd opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren in het detentiecentrum Zeist, en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve getoetst en is tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris de gronden voor de maatregel voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en dat er een significant risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21007

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 en met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen op het detentiecentrum Zeist. Tevens is daar een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft ten grondslag gelegd dat eiseres:
(zware gronden)
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (een lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Grondslag en gronden
4. De rechtbank is van oordeel dat eiseres valt onder de in artikel 59a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de zware gronden 3a, 3k en 3m en lichte grond 4a aan de maatregel ten grondslag heeft mogen leggen. Eiseres heeft nu zij niet beschikt over een paspoort, geldig visum of verblijfsvergunning niet aannemelijk kunnen maken dat zij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en verklaart bovendien dat dit het geval is (3a). De staatssecretaris heeft daarnaast terecht aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij zich heeft verzet tegen de op 22 april 2024 geplande vrijwillige overdracht aan Frankrijk (3k). Ook zware grond 3m is feitelijk juist nu de termijn voor overdracht verstrijkt op 29 mei 2024. Tot slot is eiseres niet in het bezit van een document zoals bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) (4a).
6. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde gronden, in samenhang bezien en met de in de maatregel gegeven motivering, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De overige gronden 3e, 4c en 4d behoeven dan ook geen bespreking meer. De stelling van eiseres dat er geen enkel aanknopingspunt bestaat voor de conclusie dat eiseres zich na 22 april 2024 aan het toezicht zal onttrekken, volgt de rechtbank gezien het voorgaande niet.
Lichter middel
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiseres niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op haar rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat derhalve niet om de uitzetting van eiseres te verzekeren. Dat eiseres nu aangeeft mee te willen werken aan de overdracht doet daar niet aan af, temeer nu zij eveneens aangeeft niet terug te willen keren naar Frankrijk en geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid vrijwillig te vertrekken.
7.1.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring voor haar onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding heeft moeten zien eiseres niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. Eiseres geeft aan te vrezen dat zij in Frankrijk op straat zal moeten slapen. Deze vrees leidt niet tot een ander oordeel nu eiseres deze baseert op de ervaringen van anderen en niet nader heeft onderbouwd. Daar komt bij dat blijkens het claimakkoord sprake is van een gecontroleerde overdracht en eiseres bij aankomst in Frankrijk dus zal worden opgevangen.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
8. De staatssecretaris heeft op dag zeven een eerste overdrachtshandeling verricht, namelijk het aankondigen van de overdracht op 29 mei 2024. Hiermee heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend gehandeld. Zicht op overdracht bestaat nu voor eiseres een vlucht is aangevraagd en akkoord bevonden, de vlucht zal plaatsvinden op 29 mei 2024.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.