ECLI:NL:RBDHA:2024:8010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.3363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en proceskostenveroordeling na inwilligend besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Op 6 maart 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft ingestemd met de vergoeding van deze kosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb regelen de veroordeling van een partij in de proceskosten. Aangezien de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag in te willigen, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en heeft een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd, omdat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de waarde per punt van € 875,- en de wegingsfactor. De beslissing houdt in dat de verweerder in de proceskosten van verzoeker wordt veroordeeld tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.3363
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. O.C. Bondam) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van verzoeker.
Op 6 maart 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven de proceskosten te willen vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om
voor hem een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.

Documentcode: [documentcode]

t