ECLI:NL:RBDHA:2024:8006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.16761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beroep ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag niet in behandeling had genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 mei 2024, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De staatssecretaris had gesteld dat een andere lidstaat, [land], verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, en had een verzoek om terugname gedaan, dat door [land] was aanvaard.

Eiser voerde aan dat de situatie in [land] onmenselijk was en dat hij daar niet veilig kon worden behandeld. Hij stelde dat de overdracht aan [land] in strijd was met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dat zijn persoonlijke ervaringen met de Letse autoriteiten voldoende reden waren om zijn aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, wat hij niet had kunnen doen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen kon worden, en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat eiser de mogelijkheid had om klachten in te dienen bij de Letse autoriteiten indien hij problemen ondervond, en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om de overdracht aan [land] als onevenredig hard te kwalificeren. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16761

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2024 heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat [land] verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij [land] een verzoek om terugname gedaan. [land] heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser meent dat ten aanzien van [land] niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden en overdracht strijdig is met artikel 4 van het Handvest. [3] Asielzoekers worden in [land] uitgescholden, geslagen met stokken en krijgen niet voldoende eten. Verweerder heeft verder niet heeft gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van de Vw. Hij heeft in het gehoor en de zienswijze aangegeven hoe mensonwaardig hij in [land] is behandeld. Deze persoonlijke slechte ervaringen met de Letse autoriteiten dienen voor verweerder voldoende te zijn om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Vw aan zich te trekken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag ten aanzien van [land] als uitgangspunt uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
5. [land] heeft met het expliciete claimakkoord de garantie gegeven dat de asielaanvraag van eiser met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen in behandeling wordt genomen. Voor zover eiser stelt dat de autoriteiten van [land] in strijd handelen met deze richtlijnen, kan en dient hij daarover te klagen of bescherming te zoeken bij de (hogere) Letse autoriteiten. Dit geldt ook indien hij tegen andersoortige problemen in [land] aanloopt. Eiser heeft niet onderbouwd dat klagen of hulp vragen in [land] voor hem niet mogelijk of zinloos is.
6. Ter zitting is verder namens eiser gesteld dat de situatie in [land] nog heftiger was dan in het gehoor naar voren is gebracht. Daartoe is echter van belang dat het op de weg van eiser lag om tijdens het gehoor zo uitgebreid mogelijk te verklaren over hetgeen hij in [land] heeft meegemaakt. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eiser aan [land] van onevenredige hardheid getuigt en verweerder aanleiding had moeten zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
7. Verweerder heeft gelet op het voorgaande eisers asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.