Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag niet in behandeling had genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 mei 2024, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De staatssecretaris had gesteld dat een andere lidstaat, [land], verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, en had een verzoek om terugname gedaan, dat door [land] was aanvaard.
Eiser voerde aan dat de situatie in [land] onmenselijk was en dat hij daar niet veilig kon worden behandeld. Hij stelde dat de overdracht aan [land] in strijd was met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en dat zijn persoonlijke ervaringen met de Letse autoriteiten voldoende reden waren om zijn aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, wat hij niet had kunnen doen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen kon worden, en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukte dat eiser de mogelijkheid had om klachten in te dienen bij de Letse autoriteiten indien hij problemen ondervond, en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om de overdracht aan [land] als onevenredig hard te kwalificeren. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.