ECLI:NL:RBDHA:2024:8000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/09/664977 / FA RK 24-2861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de zorgregeling voor minderjarige kinderen

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van voorlopige voorzieningen met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de zorgregeling voor minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel, verzocht om wijziging van de eerdere beschikking van 28 november 2023, waarin was bepaald dat de man kinderalimentatie diende te betalen en dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning had. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.N. Sardjoe, voerde verweer en vroeg om het uitsluitend gebruik van de woning aan hem toe te wijzen, omdat hij zijn onderneming niet kon drijven met de vrouw in de woning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man inmiddels bij zijn nieuwe partner woont, wat een gewijzigde omstandigheid vormt. De vrouw heeft echter aangegeven dat zij en de kinderen nog geen andere woonruimte hebben kunnen vinden en dat het in het belang van de kinderen is om in de echtelijke woning te blijven wonen. De rechtbank oordeelde dat het belang van de kinderen zwaarder weegt dan de belangen van de man om zijn onderneming te drijven zonder de aanwezigheid van de vrouw. De rechtbank heeft daarom besloten dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning behoudt, ook na 1 juni 2024, en dat het verzoek van de man op dit punt wordt afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die aanleiding geven om de toevertrouwing van de kinderen of de zorgregeling te wijzigen. De huidige situatie blijft gehandhaafd. De rechtbank heeft de man ook niet in zijn verzoeken tot wijziging van de kinderalimentatie kunnen tegemoetkomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de man mag de woning niet betreden. De rechtbank heeft partijen aangeraden om zich aan te melden voor de Procedure Gezamenlijke Toegang Ouders (PGTO) om de echtscheidingsprocedure mogelijk te versnellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2861
Zaaknummer: C/09/664977
Datum beschikking: 22 mei 2024

Wijziging voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 19 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de vrouw;
  • het F9-formulier van 30 april 2024 van de vrouw, met bijlage;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 3 mei 2024;
  • het F9-formulier van 6 mei 2024 van de vrouw, met bijlagen.
Op 8 mei 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdag] 2022 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De door de vrouw op 7 september 2023 aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/653455 FA RK 23-6531.

Verzoek en verweer

Bij beschikking van deze rechtbank van 28 november 2023 is – voor zover hier aan de orde – bepaald dat:
  • de vrouw tot 1 juni 2024 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] ;
  • [kind 1] en [kind 2] aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • de man voorlopig gerechtigd is de kinderen bij zich te hebben:
  • de ene week van dinsdag uit school tot woensdag naar school en van vrijdagmiddag uit school tot maandag naar school;
  • de andere week van dinsdag uit school tot woensdag naar school en op donderdag uit school tot 19.00 uur;
  • de helft van de vakanties;
- de man met ingang van 28 november 2023 voorlopig een kinderalimentatie van € 237,- per kind per maand aan de vrouw zal betalen.
De vrouw verzoekt voormelde beschikking te wijzigen in die zin dat de rechtbank nu:
- bepaalt dat de vrouw ook na 1 juni 2024 gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken en verzoekt zelfstandig dat:
  • de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • [kind 1] en [kind 2]
subsidiairbij de man zullen zijn in de ene week van woensdag tot en met maandagochtend naar school en de helft van de vakanties en feestdagen, althans een beslissing wordt genomen die de rechtbank juist acht;
  • bij toevertrouwing van de kinderen aan de man: de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld;
  • bij afwijzing van het uitsluitend gebruik aan de man en toewijzing van het subsidiaire verzoek tot co-ouderschap: de voorlopige kinderalimentatie op een bedrag van € 150,- per kind per maand wordt gesteld, als tijdelijk bedrag in voorlopige voorzieningen.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 824, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking inhoudende een voorlopige voorziening worden gewijzigd of ingetrokken indien de omstandigheden na het geven van de beschikking zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorlopige voorziening niet in stand kan blijven.
Bij de toepassing van dit artikel geldt dat niet bij elke onjuistheid of onvolledigheid wijziging van de voorziening mogelijk is. Immers, met het opnemen van de zinsnede ‘in zodanige mate’ en ‘alle betrokken belangen in aanmerking genomen’ heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat niet iedere onjuistheid of onvolledigheid van gegevens waarvan de rechtbank is uitgegaan tot een wijziging of intrekking kan leiden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en dat de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden. Zou dit anders zijn, dan zou een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen kunnen worden gebruikt om een verzuim te herstellen of zou een verkapt hoger beroep mogelijk zijn, hetgeen niet de bedoeling is.
De vrouw stelt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden omdat de man inmiddels bij zijn nieuwe partner woont in [plaats 3] , terwijl hij op het moment van het wijzen van voornoemde beschikking bij zijn ouders verbleef.
Volgens de man is vanaf 1 juni 2024 sprake van een leemte omdat vanaf dat moment beide partijen weer gerechtigd zijn tot het gebruik van de woning. De man verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning aan hem toe te wijzen, omdat het voor hem niet mogelijk is om op deze manier (met de vrouw in de woning) zijn onderneming (gevestigd aan de echtelijke woning) te drijven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het gegeven dat de man nu onderdak heeft, wat hij ten tijde van voornoemde beschikking niet had, een gewijzigde omstandigheid worden aangenomen. De rechtbank zal partijen ontvangen in hun verzoeken met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
Of sprake is van een wijziging van omstandigheid die van dien aard is dat zij tot wijziging van de voorlopige voorziening zou moeten leiden, zal de rechtbank hierna beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt er belang bij te hebben om voorlopig nog met de kinderen in de echtelijke woning te blijven wonen, ook na 1 juni 2024. Zij heeft gezocht naar tijdelijke huurwoningen maar het is haar niet gelukt om voor 1 juni 2024 een andere woonruimte te vinden voor haar en de kinderen. Met betrekking tot sociale huur staat de vrouw nog lang niet bovenaan de wachtlijsten, particuliere huur is niet beschikbaar in [plaats 2] en als het er wel is financieel niet haalbaar, en voor koop heeft zij financiële zekerheid nodig zodat zij een hypotheek kan aangaan. Daarvoor moet de echtscheiding eerst financieel worden afgewikkeld. De vrouw had gehoopt dat dat al gebeurd zou zijn. Ook wil de vrouw niet dat na 1 juni de man met zijn nieuwe partner in de echtelijke woning trekt. Dat is te belastend voor de kinderen. De vrouw heeft ook aangegeven dat het na een periode van veel onrust en veel zorgen om de kinderen nu een stuk beter met hen gaat en dat zij rust ervaren. In reactie op de stellingen van de man dat de vrouw zijn bedrijfsvoering dwarsboomt, stelt de vrouw dat de man reputatieschade met zijn bedrijf heeft opgelopen door zijn eigen keuzes van de afgelopen tijd, niet door de vrouw. De vrouw heeft hem en zijn bedrijf altijd gesteund en dat doet zij nog steeds.
De man stelt dat hij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning moet krijgen omdat hij anders zijn onderneming niet kan drijven. Dat is namelijk de afgelopen maanden voor hem onmogelijk gebleken. De man heeft vijf man personeel, vijf bedrijfswagens en vier aanhangers. Dat moet hij allemaal aansturen op het bedrijfscomplex op het erf van de echtelijke woning. De bedrijfsvoering wordt echter volgens de man door de vrouw gedwarsboomd, onder andere door harde muziek aan te zetten, de camera van het bedrijfscomplex een aantal keer weg te draaien, roddels te verspreiden en het personeel onder druk te zetten. De vader van de vrouw blokkeert de bedrijfsauto’s wat ervoor zorgt dat het werk stagneert. De omzet van de man is de afgelopen maanden gekelderd en dit kan zo niet langer. Volgens de man heeft de vrouw voldoende tijd gehad om vervangende woonruimte te vinden. Zij kan volgens de man desnoods ook bij haar moeder terecht.
De raadsvertegenwoordiger heeft op de zitting aangegeven dat het in het belang van de kinderen zou zijn om de situatie voorlopig nog zo te houden, totdat de echtscheiding (financieel) is afgerond. Het gaat nu namelijk goed met de kinderen. De Raad heeft de ouders opgeroepen om te kijken hoe zij de komende periode praktisch op een goede manier kunnen doorkomen met elkaar.
De rechtbank overweegt als volgt. Duidelijk, en begrijpelijk, is dat de man en de vrouw de situatie zoals die is vanuit hun eigen, verschillende, visie ervaren. Dat brengt logischerwijs spanningen mee, zeker als zij zich bevinden op hetzelfde erf (de vrouw in de echtelijke woning en de man in het kantoor/de kantine). Toch is de rechtbank, met de Raad, van oordeel dat er op dit moment geen betere oplossing is. Dat de man niet rustig in zijn kantoor zit in de wetenschap dat de vrouw aanwezig is in de woning (hoewel deze ruimten van elkaar gescheiden en ieder zelfstandig van buiten toegankelijk zijn) is invoelbaar, maar maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geconcludeerd kan worden dat de bedrijfsvoering van de man onmogelijk is. Beide ouders hebben op de zitting aangegeven dat het nu – na een moeizame periode – goed gaat met de kinderen. Het belang van de kinderen weegt zwaarder dan het belang van de man om zijn onderneming te drijven zonder aanwezigheid van de vrouw in de woning. De door de man aangevoerde argumenten zijn naar het oordeel van de rechtbank geen zwaarwegende redenen waardoor voor de kinderen de situatie tijdelijk – flink – zou moeten veranderen. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen dat zij tijdelijk met de vrouw bij oma moederszijde zouden moeten wonen, wat overigens volgens de vrouw ook geen mogelijkheid is.
De rechtbank overweegt verder dat de man stelt dat zijn bedrijf door de vrouw wordt gesaboteerd, waarover de vrouw stelt dat zijn bedrijf niet goed loopt als gevolg van zijn eigen keuzes. Hoe het ook zij, niet in geschil is dat het met het bedrijf van de man niet optimaal gaat. De rechtbank geeft de ouders met klem mee dat zij voorlopig genoodzaakt zijn – in het belang van de kinderen en de bedrijfsvoering van de man – om zich allebei gedeisd te houden. Van de ouders mag verwacht worden dat zij hier een weg in vinden voor de komende periode, door elkaar met rust te laten. Dat betekent dat de camera op het bedrijfscomplex gericht moet blijven, bedrijfsauto’s niet geblokkeerd moeten worden (ook niet voor een paar minuten en ook niet als het regent) en er geen confrontaties met het personeel moeten worden opgezocht. De stelling van de man dat de vrouw harde muziek opzet tijdens zijn werk dan wel luidkeels zingt, heeft de vrouw betwist, maar voor zover de man daar toch last van heeft gehad, geeft de rechtbank partijen mee dat er in rust in het kantoor moet kunnen worden gewerkt, zonder geluidsoverlast.
De rechtbank begrijpt dat deze beslissing de komende tijd veel van de man vraagt, maar de rechtbank overweegt ook dat hij op dit moment een dak boven zijn hoofd heeft en de vrouw op dit moment nergens anders met de kinderen terecht kan. De huidige situatie is voor de man verre van ideaal en de bedrijfsvoering zal moeizamer gaan dan wanneer hij zelf nog in de echtelijke woning zou wonen of weer zal wonen, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de bedrijfsvoering onmogelijk is geworden. De man heeft bijvoorbeeld ook niet met financiële stukken aangetoond dat zijn omzet zodanig is gedaald dat de situatie de komende maanden, totdat de echtscheiding (financieel) is afgewikkeld, niet in stand kan blijven.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank zal bepalen dat de vrouw – ook na 1 juni 2024 – gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de woning en dat het verzoek van de man op dit punt zal worden afgewezen. De vrouw heeft het uitsluitend gebruik van de woning totdat in de bodemprocedure anders is beslist of partijen in een echtscheidingsconvenant anders zijn overeengekomen. De rechtbank geeft partijen in overweging mee om zich via hun advocaten bij deze rechtbank aan te melden voor de Procedure Gezamenlijke Toegang Ouders (PGTO) om te bezien of de lopende echtscheidingsprocedure (waarin nu een verzoekschrift, verweerschrift met zelfstandig verzoek en een verweerschrift op zelfstandig verzoek is binnengekomen) kan worden omgezet. Mocht beoordeeld worden dat de zaak geschikt is voor de PGTO, dan zou de echtscheidingszaak wellicht eerder op zitting kunnen worden behandeld dan in de reguliere procedure en kunnen partijen eerder de echtscheiding afronden en ieder hun eigen weg gaan.
Toevertrouwing kinderen
Nu de man niet het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen zal krijgen, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zodanige gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de toevertrouwing van de kinderen dat de voorziening niet in stand kan blijven. Het verzoek van de man zal daarom worden afgewezen.
Zorgregeling
Ook ten aanzien van de zorgregeling oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van zodanige gewijzigde omstandigheden dat de voorziening niet in stand kan blijven. De huidige situatie zal immers worden voortgezet. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom afwijzen.
Kinderalimentatie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank niet toekomt aan de voorwaardelijke verzoeken van de man ten aanzien van de kinderalimentatie.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 28 november 2023 – :
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] en beveelt mitsdien dat de man die woning verder niet mag betreden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 mei 2024.