In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, die ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De minderjarige leeft in een geïsoleerde wereld, heeft geen sociale contacten en gaat sinds januari 2023 niet naar school. Hij vertoont stemmingswisselingen, angsten en depressieve klachten, en er is een afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder die zijn ontwikkeling belemmert. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen verbetering opgetreden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2024 zijn de moeder, de stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de onmacht van de moeder om de situatie te verbeteren, serieus genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld om zijn ontwikkeling te beschermen en om ervoor te zorgen dat hij de juiste hulpverlening ontvangt. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met ingang van 14 mei 2024 tot 14 mei 2025.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. De kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de ernstige ontwikkelingsbedreigingen en de noodzaak van toezicht en ondersteuning voor zowel de minderjarige als de moeder.