ECLI:NL:RBDHA:2024:7970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/09/665123 / JE RK 24-744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, die ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De minderjarige leeft in een geïsoleerde wereld, heeft geen sociale contacten en gaat sinds januari 2023 niet naar school. Hij vertoont stemmingswisselingen, angsten en depressieve klachten, en er is een afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder die zijn ontwikkeling belemmert. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen verbetering opgetreden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2024 zijn de moeder, de stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de onmacht van de moeder om de situatie te verbeteren, serieus genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld om zijn ontwikkeling te beschermen en om ervoor te zorgen dat hij de juiste hulpverlening ontvangt. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met ingang van 14 mei 2024 tot 14 mei 2025.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven. De kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de ernstige ontwikkelingsbedreigingen en de noodzaak van toezicht en ondersteuning voor zowel de minderjarige als de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/665123 / JE RK 24-744
Datum uitspraak: 14 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 april 2024;
- het e-mailbericht van [minderjarige] van 6 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de stiefvader;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een e-mailbericht gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] – via een email van moeder – heeft verteld.

2.De feiten

  • [minderjarige] is erkend door [naam 3] .
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] leeft al langdurig in een volledig geïsoleerde wereld. Hij gaat sinds januari 2023 niet naar school. Hij heeft geen sociale contacten en vriendschappen. Hij heeft geen (zinvolle) vrijetijdsbesteding, behalve overmatig gamen. [minderjarige] kampt met stemmingswisselingen, angsten en depressieve klachten. Doordat zijn draagkracht en draaglast uit balans zijn, krijgt psychische problematiek de overhand en lijkt de wereld van [minderjarige] steeds kleiner te worden. Door de jarenlange wederzijdse zorgen lijkt er een afhankelijkheidsrelatie te zijn ontstaan tussen [minderjarige] en de moeder. De behoefte van [minderjarige] om zijn moeder te beschermen staat zijn ontwikkeling in de weg. [minderjarige] heeft de in 2020 aangeboden PMT (Psychomotorische therapie) positief afgerond. Hij staat open voor een soortgelijke therapie. De moeder is op dit moment wel bereid, maar niet in staat onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen omdat de draaglast van de moeder haar draagkracht overstijgt. Er zijn de afgelopen jaren diverse vormen van vrijwillige hulpverlening ingezet, maar dit heeft er niet toe geleid dat de zorgen zijn afgenomen. De relatie tussen de moeder en de stiefvader is in maart 2023 verbroken. Door het gebrek aan het vinden van een eigen woning, wonen zij noodgedwongen samen in het huis van de stiefvader. De geplande gezinsopname bij Yulius is niet gerealiseerd omdat de afgesproken datum destijds niet door Yulius gerealiseerd kon worden. De opname kon vervolgens een aantal maanden later wel plaatsvinden, maar kon toen geen doorgang vinden wegens het gebrek aan vertrouwen van de moeder in Yulius. De Raad is bezorgd dat de moeder vastloopt in het hulpaanbod dat er tot nu toe is geweest.
3.3.
De moeder ontvangt hulp van Fortagroep om haar angsten uit het verleden te verwerken. [minderjarige] is recent gestart met medicatie (Setraline). De rol van de gecertificeerde instelling zou gericht moeten zijn op het volgen van de huidige situatie van [minderjarige] , met name het gebruik van de medicatie en de effecten hiervan. Daarnaast is het van belang dat de moeder ondersteund wordt in de opvoeding.
3.4.
De Raad acht twaalf maanden een passende termijn omdat er sprake is van een langdurig zeer ernstige bedreigde ontwikkeling bij [minderjarige] . Daarnaast is er bij de moeder sprake van onmacht en overbelasting. Er is overwogen om tevens een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken. Op dit moment vindt de Raad deze stap, gezien de nauwe emotionele relatie tussen [minderjarige] en de moeder, te groot.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat er samen met de moeder en SKT een veiligheidsplan is opgesteld. Het FACT-team (GGZ Delftland) kan na de zomervakantie gaan starten. De gecertificeerde instelling heeft voorts aangegeven dat [minderjarige] hoog geprioriteerd staat.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder brengt naar voren dat [minderjarige] afspraken heeft bij GGZ Delfland om de voortgang en effecten van zijn medicatiegebruik te controleren. De medicatie zorgt ervoor dat [minderjarige] rustiger wordt en beter in contact staat. [minderjarige] vindt het nog steeds erg spannend om het huis te verlaten. De moeder is tevreden over de hulpverlening die zij van Fortagroep ontvangt. De moeder zou het fijn vinden als een jeugdbeschermer met haar mee gaat denken en naast haar haar gaat staan. De moeder heeft zich de afgelopen periode niet gesteund gevoeld door het SKT. Verder betreurt zij de wachtlijsten en tijd die hierdoor verloren gaat. De moeder wil graag weten waar zij en [minderjarige] aan toe zijn de komende periode.
4.3.
De stiefvader heeft ingestemd met het verzochte. Hij merkt dat [minderjarige] sinds het innemen van de medicatie meer beneden is. Hij gunt het [minderjarige] om weer stappen vooruit te gaan zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn met name hierin gelegen dat [minderjarige] nauwelijks buiten komt, geen sociale contacten heeft en sinds januari 2023 niet naar school gaat. Hoewel [minderjarige] zich door zijn medicatiegebruik beter lijkt te voelen, heeft hij ernstige psychische klachten. De psychische klachten van [minderjarige] zijn zeer serieus en vergen onmiddellijke aandacht en hulp. [minderjarige] leidt een geïsoleerd leven en stagneert in zijn ontwikkeling. Ook in de opvoedomgeving van [minderjarige] ziet de kinderrechter zorgen. [minderjarige] laat een grote afhankelijkheid zien in de relatie met de moeder en leert hierdoor onvoldoende op eigen benen te staan. Ondanks de inzet van hulp in het vrijwillig kader is het is niet gelukt om de bestaande patronen te doorbreken en een structurele en positieve verandering te bewerkstelligen. De kinderrechter leidt uit de hiervoor besproken omstandigheden af dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat het van groot belang is dat er zo snel mogelijk een jeugdbeschermer bij hem betrokken wordt, die toezicht houdt op zijn medicatiegebruik en ontwikkeling en ervoor zorgt dat alles wordt ondernomen om de juiste hulpverlening te vinden voor zowel [minderjarige] als de moeder.
5.3.
Gelet op de aard, ernst en omvang van de ontwikkelingsbedreiging en de tijd die naar verwachting nodig zal zijn om die bedreiging weg te nemen, vindt de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de verzochte termijn van twaalf maanden passend en geboden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 14 mei 2024 tot 14 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koole, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 22 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.