ECLI:NL:RBDHA:2024:796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657118 / FA RK 23-8422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarigen na langdurig gebrek aan contact en betrokkenheid

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader heeft sinds april 2022 geen contact meer gehad met de kinderen en heeft zich niet betrokken getoond in hun leven. De moeder en de stiefvader van de kinderen bieden een stabiele opvoedsituatie, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, en dat zijn houding het gezamenlijk gezag onmogelijk maakt. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de vader beëindigd, waardoor het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. De rechtbank benadrukt dat de vader altijd de ouder van de kinderen blijft en dat er ruimte moet zijn voor contactherstel in de toekomst, mits dit in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/657118 / FA RK 23-8422
Datum uitspraak: 23 januari 2024

Beschikking van de enkelvoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag

in de zaak naar aanleiding van het op 15 november 2023 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D. Beuving, gevestigd te Hengelo,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 november 2023;
  • het verweerschrift van de vader van 3 januari 2024.
Op 9 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van vader;
  • de moeder.
De vader is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
De rechtbank heeft [kind 1] naar zijn mening gevraagd. [kind 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

Feiten

  • De kinderen zijn erkend door de vader.
  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
  • De kinderen wonen bij de moeder en de stiefvader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 december 2023 de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd van 15 december 2023 tot 15 juni 2024.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader over [kind 1] en [kind 2] te beëindigen. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De kinderen wonen bij de moeder en hun stiefvader, samen met hun oudere halfzus, oudere halfbroer en jonger halfbroertje. De kinderen ontwikkelen zich op dit moment goed. Er is sprake van rust en stabiliteit in het gezin van de moeder. Tijdens het raadsonderzoek zijn er geen zorgen naar voren gekomen behalve het feit dat de kinderen al lange tijd geen contact hebben met de vader en dat de breuk heel plotseling is geweest. De kinderen hebben sinds april 2022 geen contact meer gehad met de vader. De vader heeft toen besloten niet meer mee te werken aan de contactmomenten. De Raad vindt het positief dat de moeder openstaat voor contact tussen de vader en de kinderen en dan hulp zou betrekken om het contactherstel tot stand te brengen. [kind 1] heeft therapie gehad om de heftige gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. Deze therapie is positief afgerond. Beide kinderen lijken goed in hun vel te zitten, maar het blijft spijtig dat de vader abrupt al het contact heeft verbroken, waardoor hij de kinderen de kans heeft ontnomen om een hechte band met hem op te bouwen. Het afgelopen jaar is de vader volledig onbereikbaar geweest en gaf hij geen toestemming voor de schoolinschrijving van [kind 2] of het opvragen van informatie bij de GGZ. De gecertificeerde instelling moest vervangende toestemming vragen bij de rechtbank, waardoor processen werden vertraagd. Daarnaast gaf de vader geen toestemming voor een vakantie naar het buitenland, wat ook stress opleverde. Ook de Raad is het ondanks meerdere pogingen niet gelukt om met de vader in contact te komen tijdens het raadsonderzoek. Gelet op het bovenstaande meent de Raad dat het gezag van de vader beëindigd moet worden. De vader neemt geen verantwoordelijkheid om te reageren op verzoeken tot toestemming waardoor onvoldoende aan de basale behoeften van de kinderen kan worden voldaan. De Raad meent subsidiair dat het totaal niet reageren op aangetekende brieven, dan wel het mondeling afstand doen van het gezag maar geen verantwoordelijkheid nemen in het starten van een juridische procedure hieromtrent en het daarmee frustreren van gezagsbeslissingen, opgevat kan worden als misbruik van gezag. De Raad benadrukt ter zitting dat de vader altijd de vader van de kinderen blijft en dat er hopelijk in de toekomst weer ruimte ontstaat om het contact te herstellen. Dat staat echter los van het gezag over de kinderen. Voor het hebben van gezag is het nodig dat de vader zicht heeft op de kinderen en in staat is om te overleggen met de moeder. Dat is echter geenszins het geval.

De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht verbaasd te zijn over het verweerschrift van de vader. Indien de vader de omgang met de kinderen wil herstellen, dan zal daar binnen de ondertoezichtstelling naar gekeken moeten worden.
Namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen na de scheiding van de ouders uiterst moeizaam verliep, waarbij de moeder de omgang tussen de vader en de kinderen tegenwerkte. Er ging veel tijd en energie naar het voeren van (juridische) strijd over de omgang en dit is de vader uiteindelijk opgebroken. De druppel voor de vader was de beschuldiging van de moeder over seksueel misbruik van haar dochter uit een eerdere relatie. De vader voelde zich niet langer veilig in de omgang met de kinderen en achtte de wijze van omgang ook niet langer in het belang van de kinderen. Daarom heeft de vader besloten de omgang stop te zetten. Om zichzelf te beschermen is hij ook uit contact getreden met de moeder en de jeugdbeschermer. Het is echter nimmer zijn bedoeling geweest om zijn gezag te misbruiken. De vader acht het niet in het belang van de kinderen om zijn gezag te beëindigen. Het beëindigen van het ouderlijk gezag betekent een inmenging in het gezinsleven van ouders en kind. Om die reden is het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van belang bij de beoordeling of die inmenging gerechtvaardigd is. De inmenging moet in redelijke verhouding staan tot het doel dat wordt nagestreefd. Ook moet de maatregel noodzakelijk zijn. Aan die eisen wordt in dit geval niet voldaan. Het enkele feit dat er geen sprake is van contact, is hiervoor niet voldoende. De vader is bereid om op een goede manier contact te hebben met de moeder over de kinderen. Mogelijk dat de inzet van het traject parallel-solo-ouderschap helpend zou kunnen zijn voor de ouders. De vader wil een rol blijven spelen in het leven van de kinderen en hij vreest dat dit minder wordt als zijn gezag wordt beëindigd. De vader verzoekt het verzoek tot gezagsbeëindiging dan ook af te wijzen.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder betwist dat zij de omgang tussen de kinderen en de vader heeft tegengewerkt. De moeder heeft juist alles in werking gezet om de omgang tussen de vader en de kinderen mogelijk te maken. Ook geeft zij aan dat het niet klopt dat de vader uit beeld is verdwenen na de aantijging over seksueel misbruik. Dat dateerde namelijk al van vóór de ondertoezichtstelling. De moeder geeft aan dat parallel-solo-ouderschap al in een eerder stadium is geopperd door de gecertificeerde instelling, maar dat de vader daar niet aan mee wilde werken. Ook heeft de vader geen behandeling gevolgd voor zijn agressieregulatie. De moeder benadrukt dat zij de omgang tussen de vader en de kinderen niet wil frustreren. Zij weet wie zij moet benaderen om haar te ondersteunen bij het contactherstel. Daarbij benadrukt de moeder wel dat de omgang op een veilige en zorgvuldige manier moet plaatsvinden, waarbij het belang van de kinderen leidend is.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende gebleken dat de vader niet in staat zal zijn om, binnen een voor [kind 1] en [kind 2] aanvaardbare termijn, de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Er is al sinds april 2022 geen contact geweest tussen de kinderen en de vader. De vader is uit contact getreden en speelt op dit moment geen rol in het leven van de kinderen. De verwachting is dat dat in de nabije toekomst niet zal veranderen. De rechtbank vindt het van belang dat er duidelijkheid en rust komt voor de kinderen, zodat zij vanuit een stabiele basis verder kunnen werken aan hun ontwikkeling. Die stabiele basis hebben de kinderen bij de moeder en de stiefvader. Het gaat goed met de kinderen in de opvoedsituatie bij de moeder en er zijn verder geen zorgen over hen. De vader en de moeder zijn op dit moment gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De uitoefening van het ouderlijk gezag is echter moeizaam gebleken, nu de vader het afgelopen jaar niet bereikbaar was en – ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe – geen toestemming verleende voor gezagsbeslissingen. Zo gaf de vader geen toestemming voor de schoolinschrijving van [kind 2] , voor het opvragen van informatie bij de GGZ en voor een vakantie van de kinderen in het buitenland. Het krijgen van (vervangende) toestemming heeft voor spanningen en stress gezorgd bij de moeder en in de thuissituatie bij de kinderen, en ook uit het kindgesprek met [kind 1] blijkt dat hij deze spanningen heeft mee gekregen. De rechtbank acht dit niet in het belang van de kinderen. Voor de uitoefening van gezamenlijk gezag is het nodig dat de ouders op een constructieve manier met elkaar kunnen overleggen en op de hoogte zijn van het welzijn van de kinderen. De vader houdt al geruime tijd ieder contact met de moeder en de gecertificeerde instelling af en heeft inmiddels ook al meer dan een jaar geen contact met de kinderen. Daarbij komt dat de vader geen enkele betrokkenheid bij of belangstelling voor het leven van de kinderen heeft getoond. Deze houding van de vader maakt het onmogelijk om uitvoering te geven aan het gezamenlijk gezag, en niet te verwachten is dat deze situatie binnen afzienbare termijn zal veranderen. De enkele stelling van de advocaat van de vader, dat de vader bereid is om op een goede manier contact te hebben met de moeder over de kinderen, is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader daarom toewijzen. Dit maakt dat het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] voortaan alleen toekomt aan de moeder. Deze beslissing neemt niet weg dat de vader altijd de ouder van [kind 1] en [kind 2] blijft en dat hun ouder-kind band ook in de toekomst behouden moet blijven. De rechtbank vindt het daarom positief dat de vader – bij monde van zijn advocaat – heeft aangegeven dat hij een rol wil spelen in het leven van de kinderen. De rechtbank kan dat alleen maar aanmoedigen, nu het voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen immers van belang is dat zij contact hebben met de vader. De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling dan ook mee dat er aandacht moet blijven voor een eventueel contactherstel. Daarbij moeten het belang en het tempo van de kinderen wel altijd leidend zijn.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader: [vader] , geboren op [geboortedag 3] 1985 in [geboorteplaats 1] , over de minderjarigen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
zodat het ouderlijk gezag voortaan alleen toekomt aan de moeder;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.