Op 9 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling, gezien de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind]. De minderjarige had zich in gevaarlijke situaties gebracht, waaronder overmatig gebruik van alcohol en drugs, en had problemen met haar schoolgang en de relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is geweest sinds [kind] in een gesloten accommodatie verblijft, maar dat de situatie nog steeds kwetsbaar is. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [kind] te verlengen tot 9 januari 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden, tot 15 april 2024. Tevens is er een voorwaardelijke machtiging verleend voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die loopt tot 15 juli 2024. De kinderrechter benadrukte het belang van naleving van de voorwaarden die aan de machtiging zijn verbonden, om de veiligheid van [kind] te waarborgen tijdens de gefaseerde thuisplaatsing.