ECLI:NL:RBDHA:2024:795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/09/656732 / JE RK 23-2253 en C/09/659436 / JE RK 24-30
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gesloten jeugdhulp

Op 9 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling, gezien de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind]. De minderjarige had zich in gevaarlijke situaties gebracht, waaronder overmatig gebruik van alcohol en drugs, en had problemen met haar schoolgang en de relatie met haar ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is geweest sinds [kind] in een gesloten accommodatie verblijft, maar dat de situatie nog steeds kwetsbaar is. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [kind] te verlengen tot 9 januari 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden, tot 15 april 2024. Tevens is er een voorwaardelijke machtiging verleend voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die loopt tot 15 juli 2024. De kinderrechter benadrukte het belang van naleving van de voorwaarden die aan de machtiging zijn verbonden, om de veiligheid van [kind] te waarborgen tijdens de gefaseerde thuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656732 / JE RK 23-2253 en C/09/659436 / JE RK 24-30
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Niets meer te beslissen ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
II. Ondertoezichtstelling, machtiging tot uithuisplaatsing en voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
’sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[kind], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind] ,
advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

Bij beschikking van 15 november 2023 is [kind] voorlopig onder toezicht gesteld en is er een machtiging verleend om [kind] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp tot 29 november 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
Vervolgens is [kind] bij beschikking van 23 november 2023 voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 februari 2024 en is er een machtiging verleend om [kind] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp tot 15 januari 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikkingen van 15 en [geboortedag] 2023;
  • verzoekschrift II met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 januari 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 5 januari 2024;
  • het nagezonden hulpverleningsplan, binnengekomen bij de rechtbank op 8 januari 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [kind] met haar advocaat;
- de ouders.
De kinderrechter heeft [kind] voorafgaand aan de zitting naar haar mening gevraagd. [kind] heeft hierover, in het bijzijn van haar advocaat, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

[kind] is erkend door de vader.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
[kind] verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [accomodatie] .

3.Het verzoek

Verzoek I strekt tot machtiging om [kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de aangehouden duur van één maand. Ter zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat verzoek I niet wordt gehandhaafd.
Verzoek II strekt tot de ondertoezichtstelling van [kind] voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. Tevens verzoekt de Raad een voorwaardelijke machtiging om [kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 5 januari 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [kind] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
De Raad heeft verzoek II als volgt gemotiveerd. De Raad heeft de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van [kind] . Daarin komt een tweeledig beeld naar voren. Aan de ene kant komt er een zorgelijk beeld naar voren, omdat [kind] het afgelopen jaar volledig haar eigen gang is gegaan. [kind] had problemen met haar schoolgang en de relatie met de ouders was fors verstoord. Er vonden steeds vaker escalaties plaats tussen [kind] en de ouders. De ouders waren onmachtig en overbelast om hun gezag uit te oefenen en grip op [kind] te houden. In april 2023 is [kind] vrijwillig uit huis geplaatst, eerst in een netwerkpleeggezin en later bij Jeugdformaat. Toen zijn de zorgen alleen maar toegenomen. [kind] liet zich niet sturen en kon op momenten verbaal agressief en zeer brutaal worden. [kind] liep weg, bracht nachten op straat door waar ze gevaarlijke contacten aanging en overmatig drugs en alcohol gebruikte. [kind] is twee keer met een alcoholintoxicatie opgenomen in het ziekenhuis, waarbij ze een keer zelfs gereanimeerd is. Er waren geen veiligheidsafspraken met [kind] te maken. Dit heeft geleid tot de voorlopige ondertoezichtstelling en gesloten machtiging. Het is nog onduidelijk waar het zorgelijke gedrag van [kind] vandaan komt, omdat het persoonlijkheidsonderzoek nog niet volledig afgerond is. Uit het anamneseverslag blijkt dat [kind] altijd al een temperamentvol meisje is geweest. Er komen aanwijzingen naar voren van impulsiviteit, aandachtsproblemen, emotieregulatieproblematiek, opstandig en agressief gedrag en autistisch gedrag. Het verblijf van [kind] binnen de gesloten instelling heeft een behoorlijke verbetering teweeg gebracht. [kind] doet het goed op [accomodatie] . Ze houdt zich aan de afspraken, gaat naar school en heeft een aantal vrijheden opgebouwd. Daarnaast is de relatie tussen de ouders en [kind] sterk verbeterd. Het is belangrijk dat de stijgende lijn wordt voortgezet, ook als [kind] niet meer binnen de gesloten setting verblijft. De ouders en [kind] staan open voor de hulp die Jeugdformaat inzet, zijnde een coach voor [kind] , een persoonlijkheidsonderzoek van [kind] en systeemtherapie. Het is de bedoeling dat [kind] op termijn weer thuis gaat wonen. Aangezien de positieve ontwikkeling pas pril is en de situatie uiterst kwetsbaar is, vindt de Raad het te vroeg voor een thuisplaatsing. Een thuisplaatsing moet gefaseerd plaatsvinden. Eerst moet [kind] laten zien dat zij zich aan de afspraken houdt en dat zij om kan gaan met de vrijheden van een open instelling. Om de thuisplaatsing op een veilige manier te laten verlopen verzoekt de Raad zowel een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder als een voorwaardelijke machtiging gesloten. Dit om ervoor te zorgen dat [kind] zich aan de afspraken blijft houden en er niet weer onveilige situaties ontstaan zoals in het recente verleden.

4.De standpunten

De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. De gecertificeerde instelling kan zich ook vinden in het verzoek van de Raad, met uitzondering van de verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat de hybride open plaatsing bij [accomodatie] namelijk maximaal drie maanden kan duren. Verder heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat het de afgelopen weken minder goed verloopt tussen [kind] en de ouders. Zowel [kind] als de ouders vinden een thuisplaatsing spannend. [kind] vindt het lastig om het gesprek hierover aan te gaan. De gecertificeerde instelling benadrukt dat de zorgen tot voor kort heel groot waren en dat snel is overgegaan tot een plan tot thuisplaatsing van [kind] . Daarbij komt dat er pas op 22 januari 2023 wordt gestart met systeemtherapie, waarbij het gezin gaat leren hoe zij de negatieve patronen kunnen doorbreken. Het is belangrijk dat er zorgvuldig wordt gewerkt aan een thuisplaatsing, zodat de thuisplaatsing ook daadwerkelijk een succes wordt. Daarom is het noodzakelijk om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden. Dit biedt de mogelijkheid om een time-out te creëren op de open groep en zo rust voor [kind] en de ouders te scheppen. De voorwaardelijke gesloten machtiging biedt een stok achter de deur, voor de periode op de open groep maar ook voor de periode daarna, zodat [kind] weet dat zij zich aan de regels moet blijven houden.
Door en namens [kind] is naar voren gebracht dat zij achter het geschetste plan staat voor een gefaseerde thuisplaatsing. [kind] heeft wel verweer gevoerd tegen de duur van de voorwaardelijke gesloten machtiging. [kind] kan instemmen met een voorwaardelijke gesloten machtiging voor de duur van een maand, maar verzoekt de voorwaardelijke gesloten machtiging voor het overige af te wijzen. Daartoe heeft [kind] aangevoerd dat de voorwaardelijke gesloten machtiging aanvoelt als een straf, terwijl [kind] erkent dat zij hulp nodig heeft. [kind] staat achter het plan en accepteert de voorwaarden, dat blijkt ook uit het feit dat zij het hulpverleningsplan ter zitting heeft ondertekend. Indien [kind] zich echter niet aan de voorwaarden houdt, moet op dat moment worden bepaald wat er nodig is om de zorgen weg te nemen. Als blijkt dat een gesloten machtiging nodig is, dan zal dat voorgelegd moeten worden aan de kinderrechter en dient een onafhankelijke gedragswetenschapper [kind] te boordelen. Om op voorhand te bepalen dat iemand anders dan de kinderrechter kan bepalen dat zij gesloten geplaatst moet worden, acht de advocaat juridisch gezien niet wenselijk en noodzakelijk.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte. De ouders staan achter het plan dat er ligt, maar vinden het wel spannend hoe de komende periode gaat verlopen. Zeker nu de spanningen thuis tussen kerst en oud en nieuw weer opliepen en de ouders moeilijk in gesprek kwamen met [kind] . De ouders vinden het daarom prettig als de jeugdbeschermer langer bij het gezin betrokken blijft om de thuisplaatsing van [kind] te monitoren en de ouders te ondersteunen waar nodig.

5.De beoordeling

Verzoek I
De Raad handhaaft het eerder ingediende verzoek tot het doen opnemen en doen verblijven van [kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp niet. De kinderrechter constateert dan ook dat zij ten aanzien van dat verzoek geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verzoek II
Ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind] . Zij heeft het afgelopen jaar fors zelfbepalend gedrag laten zien en heeft zichzelf in uiterst gevaarlijke situaties gebracht. [kind] liet zich niet begrenzen en accepteerde het gezag van de ouders niet. In de gesloten setting heeft [kind] de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zij houdt zich aan de afspraken en heeft inmiddels al vrijheden en verlof opgebouwd. Ook de band tussen de ouders en [kind] lijkt verbeterd te zijn. Dat de positieve ontwikkeling nog kwetsbaar is, blijkt uit het feit dat de spanningen in de thuissituatie recent weer zijn opgelopen. Het is dan ook belangrijk dat de noodzakelijke hulpverlening voor [kind] en de ouders wordt ingezet. Om daarop toe te zien en de ouders te ondersteunen bij de verzorging en opvoeding van [kind] is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk. De ouders zijn wel bereid maar onvoldoende in staat om de zorgen zelfstandig weg te nemen. Gelet op de forse zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de negatieve gedragspatronen van [kind] te doorbreken, acht de kinderrechter de verzochte duur van een jaar passend en geboden.
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Daartoe overweegt de kinderrechter dat een machtiging tot uithuisplaatsing in een open instelling nodig is om de thuisplaatsing van [kind] in goede banen te leiden. [kind] heeft de afgelopen periode al laten zien dat zij bereid is om aan zichzelf te werken. De kinderrechter drukt haar op het hart om hiermee door te gaan en de hulpverlening te accepteren. De komende tijd krijgt [kind] de kans om te laten zien dat zij de stijgende lijn kan voortzetten en zich aan de afspraken kan houden. Daarbij is het belangrijk dat [kind] in de open setting stapsgewijs meer vrijheden krijgt, zodat zij minder risico loopt om thuis terug te vallen in oude patronen. De kinderrechter heeft ter zitting begrepen dat de open plek op [accomodatie] een hybride plek [1] is en maximaal voor de duur van drie maanden beschikbaar is. De kinderrechter wijst de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder dan ook toe voor drie maanden, te weten tot 15 april 2024, en wijst het verzoek voor het overige af.
Voorwaardelijk gesloten machtiging
De kinderrechter is van oordeel dat verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [kind] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat [kind] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de accommodatie kan de ernstige belemmering alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden. Daartoe overweegt de kinderrechter dat de zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [kind] tot voor kort heel groot waren. Door haar gedragsproblematiek heeft zij zichzelf in zeer onveilige situaties gebracht, waarbij zij vanwege overmatig middelengebruik twee keer in het ziekenhuis is opgenomen. [kind] lijkt baat te hebben bij duidelijke kaders, structuur en regels, zoals haar ook werd geboden op de gesloten groep van [accomodatie] . De kinderrechter ziet dat [kind] de afgelopen maanden stappen heeft gezet, maar ziet ook dat de situatie heel kwetsbaar is en dat het lange tijd nodig is dat [kind] begrenzing krijgt. De voorwaardelijke machtiging biedt deze noodzakelijke begrenzing met duidelijke voorwaarden die [kind] de kans geven om buiten de gesloten setting te laten zien dat zij open staat voor hulpverlening, zodat zij daadwerkelijk tot een gedragsverandering kan komen. Aan de verzochte machtiging zijn duidelijke voorwaarden verbonden, zoals neergelegd in het hulpverleningsplan, die onder andere inhouden dat [kind] niet wegloopt, zich aan de regels houdt die in de thuissituatie gelden, zich inzet voor systeemtherapie, onderwijs volgt en geen alcohol en drugs gebruikt. Gelet op de ernst van de zorgen en de voorheen onttrekkende houding van [kind] , vindt de kinderrechter de voorwaardelijke machtiging in het belang van [kind] noodzakelijk voor de verzochte periode. Ook na de plaatsing in [accomodatie] en tijdens de gefaseerde thuisplaatsing is het immers van groot belang dat de veiligheid van [kind] gewaarborgd blijft middels naleving van de gestelde voorwaarden. De kinderrechter benadrukt daarbij dat steeds aan de hand van de actuele stand van zaken moet worden beoordeeld of een eventuele effectuering van de voorwaardelijke machtiging gesloten noodzakelijk is.
[kind] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. Tevens heeft [kind] zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het aangehouden verzoek tot de gesloten machtiging (
C/09/656732 / JE RK 23-2253);
stelt [kind] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 9 januari 2024 tot 9 januari 2025;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 januari 2024 tot 15 april 2024;
verleent een voorwaardelijke machtiging om [kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 15 januari 2024 tot 15 juli 2024, onder de voorwaarden welke aan [kind] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 25 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Dat wil zeggen een open plek op de gesloten afdeling van [accomodatie] .