ECLI:NL:RBDHA:2024:7946
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024, hebben verzoekers, bestaande uit drie personen met de V-nummers [V-nummer 1], [V-nummer 2] en [V-nummer 3], een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder op 12 februari 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 5 maart 2024 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. A. Berends, en was er een tolk aanwezig, I.A. Remisova. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Toonders. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.5268) die verband houdt met het beroep van de verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.