ECLI:NL:RBDHA:2024:7933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
NL24.14386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van pushbacks en ondermaatse opvang in Bulgarije, wat volgens hem het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnt. De staatssecretaris heeft echter verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat er geen reëel risico is voor Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Bulgarije onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 10 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.14386
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.K. Ruizendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J. Labban als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er sprake is van pushbacks waar ook hij als Dublinclaimant het slachtoffer van zou kunnen worden, en omdat de opvang- en bewaringslocaties in Bulgarije (zeer) ondermaats zijn. Dit maakt dat er volgens eiser sprake is van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid in de zin van het arrest Jawo van het Hof van Justitie² bereiken. In dit kader wijst eiser op het arrest ‘X’ van het Hof van Justitie van 29 februari 2024.³ Eiser verwijst in dit kader naar eigen verklaringen uit het aanmeldgehoor en naar de AIDA-rapporten uit maart 2023 (update 2022) en februari 2022 (update 2021). Op de zitting heeft eiser gewezen op het AIDA-rapport (update 2023) van april 2024. Uit deze rapporten blijkt dat er nog steeds sprake is pushbacks en dat de opvangvoorzieningen zijn verslechterd.
6. De staatssecretaris is van mening dat hij nog steeds kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van overdracht aan Bulgarije. In dit kader verwijst de staatssecretaris naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 augustus 2023⁴ en 29 februari 2024⁵ waar al is geoordeeld over de pushbacks, de toegang tot de opvangcentra, detentieomstandigheden en de toegang tot rechtsbijstand.
7. Naar het oordeel van de rechtbank kan de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De vragen die eiser in deze procedure aan de orde stelt, zijn (inmiddels) door de Afdeling in verschillende uitspraken beantwoord. De Afdeling heeft in de eerdergenoemde uitspraken van 16 augustus 2023 al geoordeeld dat Dublinclaimanten geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks na overdracht aan Bulgarije. In de eerdergenoemde uitspraken van 16 augustus 2023 heeft de Afdeling ook geoordeeld dat Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije in beginsel toegang hebben tot de opvang. De Afdeling heeft zich later, namelijk in de uitspraak van 29 februari 2024, uitgelaten over de opvang- en detentieomstandigheden en de vraag of er aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van fundamentele systeemfouten. Zij oordeelt dat er geen sprake is van fundamentele systeemfouten in Bulgarije. In dit kader neemt de rechtbank verder nog in overweging dat uit het meest recente AIDA-rapport van 18 april 2024 (update 2023) geen wezenlijk ander beeld naar voren komt dan uit eerdere AIDA-rapporten die zijn meegewogen in de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris toereikend heeft gemotiveerd dat hij geen grond zien om eisers asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft daarbij rekening gehouden met wat eiser heeft verklaard over de manier waarop hij in Bulgarije is behandeld. Voor het overige is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt.
9. Wat overigens nog is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking.
2 ECLI:EU:C:2019:218.
3 ECLI:EU:C:2024:195.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.