ECLI:NL:RBDHA:2024:793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658918 / JE RK 23-2549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 januari 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld omdat [kind] ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd, onder andere door de spanningsvolle situatie tussen de ouders en de onrust die daarmee gepaard ging. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij altijd heeft meegewerkt aan de hulpverlening en dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft echter aangegeven dat de zorgen over de schoolgang van [kind] nog steeds aanwezig zijn. Ondanks de inspanningen van de hulpverlening is er geen zichtbare verbetering in de situatie van [kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [kind] nog steeds bestaan, vooral gezien het feit dat zij al meer dan een jaar niet naar school gaat en geen andere nuttige dagbesteding heeft. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft en wijst het verzoek tot opheffing af. De ondertoezichtstelling blijft van kracht tot 8 juli 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/658918 / JE RK 23-2549
Datum uitspraak: 23 januari 2024

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 22 december 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
[kind], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 9 januari 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
De kinderrechter heeft [kind] naar haar mening gevraagd. [kind] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
- [kind] woont bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd tot 8 juli 2024.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [kind] . De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen jaren zijn er diverse vormen van hulpverlening ingezet, waaronder ASH, ASVZ, een jongerencoach en paardenopvang. Er is sprake van een patroon, waarbij de hulpverlening steeds stagneert. Voor de gecertificeerde instelling is het duidelijk dat de problematiek van [kind] en de ouders fors is en dat het gezin (te) laat in beeld is gekomen, waardoor het onmogelijk is gebleken om verandering in de situatie aan te brengen. De reizigerscultuur en de bijbehorende normen en waarden spelen hierbij een grote rol. Er zijn nog altijd zorgen over de schoolgang van [kind] . In september 2023 is [kind] gestart op het [onderwijsinstelling] . Hier zou zij twee dagen onderwijs volgen en drie dagen stage hebben. De eerste dag heeft [kind] zich na twee uur ziek gemeld en heeft zij aan de moeder verteld dat er een aanranding heeft plaatsgevonden en dat haar drugs zijn aangeboden. De moeder heeft daarop contact gezocht met de gecertificeerde instelling en aangegeven dat [kind] nooit meer terug zou keren naar die school. Met school is afgesproken dat er een gesprek zal plaatsvinden met het samenwerkingsverband, leerplicht, de gecertificeerde instelling en het gezin. Het gesprek is tot op heden niet gepland en contact leggen met school is moeilijk gebleken. Hierdoor stagneert de schoolgang van [kind] wederom. De gecertificeerde instelling maakt zich nog altijd zorgen om de draagkracht-draaglast verhouding van de moeder. De moeder is laagbegaafd en heeft last van fysieke aanvallen. [kind] zorgt op zulke momenten voor de moeder. Daarnaast wordt [kind] belast met volwassenproblematiek. Ook zijn er zorgen over de relatie tussen de moeder en haar partner. Er is vaker sprake van ruzies waarbij ook de politie betrokken wordt. [kind] is getuige van deze ruzies. De gecertificeerde instelling heeft meermaals overwogen een schriftelijke aanwijzing te geven, maar denkt niet dat dit tot het gewenste resultaat leidt.
Hoewel de gecertificeerde instelling nog steeds zorgen heeft over de ontwikkeling van [kind] , is duidelijk geworden dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer niet tot een zichtbare verbetering heeft geleid. [kind] groeit op binnen de reizigerscultuur. Binnen deze cultuur wordt huiselijk geweld niet als schokkend ervaren, zorgt iedereen voor elkaar (ook kinderen voor ouders), worden problemen binnenshuis opgelost en wordt er niet gesproken met mensen van buitenaf. De gecertificeerde instelling verwacht niet dat daar nog verandering in gebracht kan worden en verzoekt daarom de ondertoezichtstelling op te heffen. De gecertificeerde instelling heeft hiertoe ook contact gezocht met William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering en het Leger des Heils en zij kunnen zich vinden in het besluit van de gecertificeerde instelling. Ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de afwegingen van de gecertificeerde instelling.

De standpunten

De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij altijd heeft meegewerkt aan de hulpverlening. In de thuissituatie heeft de moeder ASVZ ontvangen. Deze hulpverlening is positief afgerond en vanuit de hulpverlening waren er geen zorgen meer over de opvoedsituatie bij de moeder. Ook klopt het niet dat de moeder niet bereikbaar is voor de jeugdbeschermer en zij de afspraken niet nakomt. Volgens de moeder is het juist de jeugdbeschermer die niet bereikbaar is en niet komt opdagen bij afspraken. De moeder erkent wel de zorgen over de schoolgang van [kind] . Ook de moeder vindt het belangrijk dat [kind] naar school gaat. [kind] is in september 2023 gestart op het [onderwijsinstelling] , maar na de eerste dag had de moeder grote zorgen over de veiligheid van [kind] daar. De moeder zou graag zien dat [kind] naar het regulier onderwijs gaat en haar diploma haalt. Volgens de moeder heeft de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde. De gecertificeerde instelling laat het na om dingen te regelen voor [kind] en de moeder. De gecertificeerde instelling zou bijvoorbeeld toestemming regelen bij de vader voor een IQ-test van [kind] , zodat er een passende school voor [kind] gevonden kon worden. Dat is tot op heden niet gebeurd. De moeder heeft alles zelf moeten regelen en zal dat in de toekomst ook doen.

Beoordeling

De kinderrechter kan in overeenstemming met artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), de ondertoezichtstelling opheffen wanneer de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld.
Bij beschikking van 8 juli 2021 is [kind] onder toezicht gesteld omdat zij ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd door de spanningsvolle situatie tussen de ouders en de onrust die daarmee gepaard ging. [kind] is getuige geweest van verbaal en fysiek geweld tussen de ouders. Daarnaast waren er zorgen over het minimale en onvoorspelbare contact tussen [kind] en de vader. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 4 juli 2023. De kinderrechter oordeelde toen dat de zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [kind] nog onverminderd aanwezig waren. Daartoe heeft de kinderrechter overwogen:
“De zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [kind] zijn nog onverminderd aanwezig. [kind] heeft een belast verleden dat gekenmerkt wordt door veel onrust en huiselijk geweld. [kind] vertoont nog altijd veel boosheid en agressie, wat op school zodanig is geëscaleerd dat zij hier niet langer kon blijven. [kind] gaat hierdoor al enige tijd niet naar school en heeft ook geen andere nuttige dagbesteding. Hierdoor is de ontwikkeling van [kind] gestagneerd. De kinderrechter vindt het positief dat er een nieuwe school voor [kind] is gevonden, waar zij in september kan starten. Het is wel noodzakelijk dat er zicht blijft op haar schoolgang. Ook is het belangrijk dat de ondersteuning vanuit de jongerencoach door blijft lopen. De jongerencoach ondersteunt [kind] bij praktische zaken, maar helpt haar ook om haar emoties beter te reguleren. Het is verder noodzakelijk dat er zicht blijft op de opvoedsituatie bij de moeder. Er zijn namelijk nog steeds zorgen over de opvoedvaardigheden en draagkracht van de moeder. Het is positief dat de moeder meewerkt aan de hulpverlening vanuit ASVZ. Gelet op de zorgen die er nog zijn, acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer nog bij [kind] betrokken blijft. De jeugdbeschermer houdt toezicht op de ontwikkeling en schoolgang van [kind] en zorgt ervoor dat de juiste hulpverlening wordt ingezet en daadwerkelijk gecontinueerd wordt.”
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [kind] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en er nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255, eerste lid, BW. De zorgen zijn op dit moment voornamelijk gelegen in de gestagneerde schoolgang van [kind] . In september 2023 zou [kind] starten bij het [onderwijsinstelling] , maar daar is zij na een dag niet meer teruggekeerd. [kind] gaat inmiddels al meer dan een jaar niet naar school en zij heeft ook geen andere nuttige dagbesteding. Voor de ontwikkeling van [kind] is het noodzakelijk dat zij naar school gaat. Inmiddels is er ook een leerplichtambtenaar bij [kind] betrokken. Hoewel de moeder ter zitting heeft aangegeven dat zij ook wil dat [kind] naar school gaat, is de kinderrechter er niet van overtuigd dat de moeder zelfstandig in staat is dit te realiseren. [kind] heeft een zorgelijk dossier, vanwege eerdere (agressieve) escalaties. Hierdoor is het lastig gebleken om een school te vinden die [kind] als leerling accepteert. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [kind] betrokken blijft. De gecertificeerde instelling heeft als professionele partij meer zicht op de mogelijkheden qua school en weet daardoor beter welk traject passend zou kunnen zijn voor [kind] . Om een passende school voor [kind] te vinden, zou het helpend kunnen zijn om een IQ-test bij haar af te laten nemen. De gecertificeerde instelling dient te onderzoeken wat de mogelijkheden daartoe zijn en dient dit zo mogelijk in gang te zetten. De kinderrechter ziet dat het verder goed lijkt te gaan met [kind] in de thuissituatie bij de moeder. De moeder heeft hulpverlening van ASVZ ontvangen. Die hulpverlening zag zowel op praktische ondersteuning als op opvoedondersteuning. De moeder heeft dit traject in juni 2023 positief afgerond, omdat de doelen waren behaald. De kinderrechter constateert dan ook dat sprake is van een opvoedsituatie die goed genoeg is voor [kind] . Ook ten aanzien van het contact met de vader en [kind] hoeft de gecertificeerde instelling geen verdere hulpverlening in te zetten. [kind] heeft op eigen initiatief omgang met de vader. Gelet op haar leeftijd en de gegeven omstandigheden is het passend dat [kind] dit zelf regelt en dit hoeft daarom niet langer een doel van de ondertoezichtstelling te vormen.
Gelet op het bovenstaande wijst de kinderrechter het verzoek af. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling voortduurt tot deze afloopt op 8 juli 2024. Voor zover de gecertificeerde instelling niet overgaat tot het verzoeken van een verlenging van de ondertoezichtstelling, wijst de kinderrechter erop dat hier tijdig een melding van gedaan moet worden bij de Raad. Dit biedt de mogelijkheid aan de Raad om als onafhankelijke -deskundige- partij onderzoek te doen naar het al dan niet afsluiten van de kinderbeschermingsmaatregel (zie artikel 1:265j BW). Een dergelijk onderzoek biedt mogelijk ook extra inzicht in de (on-)mogelijkheden van de uitvoering van deze ondertoezichtstelling.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling [kind] .
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.