ECLI:NL:RBDHA:2024:7884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
NL 24.14619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 3 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard.

Eiser voert aan dat de detentie- en leefomstandigheden in Bulgarije in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank stelt vast dat het uitgangspunt is dat lidstaten van de EU hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser heeft niet aangetoond dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met deze artikelen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de asielprocedure in Bulgarije geen fundamentele systeemfouten vertoont.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht Bulgarije als verantwoordelijke lidstaat heeft aangemerkt en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 7 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.14619
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.K. Ruizendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Is overdracht aan Bulgarije in strijd met de internationale verplichtingen?
5. Eiser voert aan dat in de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM2 en artikel 4 van het Handvest3. Klagen in Bulgarije is zinloos, hij heeft verklaard dat hij een klacht probeerde in te dienen en dat hij toen door de politie werd geslagen. Hij verwijst hiertoe naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 19 februari 20244, wat een vergelijkbare zaak betreft.
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Om onder de tekortkomingen van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest te vallen, moeten deze een hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval sprake is van een reëel risico op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 29 februari 20245 de vraag of de asielprocedure in Bulgarije een fundamentele systeemfout bevat die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt en die relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan Bulgarije, ontkennend beantwoord. Over de situatie in de opvangcentra heeft de Afdeling geoordeeld dat, hoewel er problemen geconstateerd zijn in de opvangcentra, uit het Aida-rapport van maart 2023 niet volgt dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun buiten wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer vergaande materiële deprivatie. Bovendien kan een vreemdeling zich tot de Bulgaarse autoriteiten wenden als hij problemen ervaart in de opvang. Niet is gebleken dat de autoriteiten een vreemdeling niet zouden kunnen of willen helpen. Over de detentie en toegang tot rechtsbijstand heeft de Afdeling onder verwijzing naar haar uitspraak van 16 oktober 20236 overwogen dat de omstandigheden in detentiecentra en de toegang tot rechtsbijstand in Bulgarije evenmin fundamentele systeemfouten bevatten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid halen. Daarbij is van belang geacht dat over de omstandigheden in detentiecentra kan worden geklaagd bij de Bulgaarse autoriteiten en dat advocaten en medewerkers van ngo’s toegang hebben tot de detentiecentra en in ieder geval het Bulgarian Helsinki Committee wekelijks op bezoek komt.
8. Het beroep van eiser op uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 19 februari 2024 maakt het bovenstaande niet anders. In deze uitspraak wordt het interstatelijk vertrouwensbeginsel in twijfel getrokken in het licht van de opvang- en detentieomstandigheden in Bulgarije. Deze vraag is inmiddels beantwoord door de Afdeling, waardoor een beroep die op uitspraak niet slaagt. De staatssecretaris heeft zich
2 Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
3 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4 Zaaknummer NL23.32755 (niet gepubliceerd).
5 ECLI:NL:RVS:2024:870, rechtsoverwegingen 6-6.2.
daarom op het standpunt mogen stellen dat ten aanzien van Bulgarije kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
9. Eiser voert aan dat de overdracht naar Bulgarije onevenredig hard is, gelet op wat hij heeft meegemaakt. Eiser heeft onbestreden verklaard dat hij in detentie in Bulgarije is mishandeld en gemarteld met knuppels. Hierna kon eiser niet meer lopen. Ook kreeg eiser geen eten en drinken tijdens zijn detentie. Na zijn detentie werd eiser op straat gezet en toen hij bij de politie wilde klagen, werd hij ook nog door de politie geslagen. Overdracht aan Bulgarije is daarom in strijd met artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Daarnaast wil hij bij zijn broer in Nederland blijven, die hier rechtmatig verblijft. Hiertoe verwijst eiser ook naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 11 maart 20247, wat een vergelijkbare zaak betreft.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in de door eiser gestelde omstandigheden in redelijkheid geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft hoeven zien die maken dat zijn overdracht aan Bulgarije van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft de eisers kwalificaties van wat hem is overkomen niet overgenomen, maar spreekt van onheuse bejegening in Bulgarije en in zoverre is er geen sprake van onbestreden verklaringen van eiser. Het is niet aannemelijk gemaakt dat eiser hetzelfde zal overkomen als hij in het kader van een Dublinprocedure aan Bulgarije wordt overgedragen. Eisers verklaringen over wat hij heeft meegemaakt zijn daarvoor onvoldoende. Daarnaast is niet gebleken dat klagen zinloos of onmogelijk is. Daarbij merkt de rechtbank op dat de Dublinprocedure niet is bedoeld als route waarlangs op reguliere gronden verblijf bij een familielid in Nederland kan worden verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in wat eiser over de band met zijn gestelde broer naar voren heeft gebracht geen reden hoeven zien om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken. Ook zijn er geen feiten en omstandigheden aangevoerd over de afhankelijkheid van zijn gestelde broer, in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris Bulgarije terecht als verantwoordelijke lidstaat heeft aangemerkt voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
7 Zaaknummer NL24.2938 (niet gepubliceerd).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.