ECLI:NL:RBDHA:2024:7876
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Zwitserland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Berger, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 5 april 2024, stelde dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 30 april 2024, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, E. Koné. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. M.K. Ruizendaal. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak (NL24.14901) behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.