ECLI:NL:RBDHA:2024:787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublin-overdracht naar Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublin-verordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling beslist.

De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet aan Duitsland kan worden overgedragen vanwege systeemfouten in de asielprocedure of opvangvoorzieningen. Eiser heeft verwezen naar een AIDA-rapport over Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de inhoud van dit rapport niet nieuw is en geen aanleiding geeft om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. Duitsland heeft bovendien toegezegd dat de asielaanvraag van eiser in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen zal worden behandeld.

De rechtbank concludeert dat er geen evident en fundamenteel verschil is in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Duitsland, en dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een systeemfout in de Duitse asielprocedure. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36810
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser.
2. Verweerder stelt terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt hij niet aan Duitsland zou kunnen worden overgedragen vanwege systeemfouten in de asielprocedure of opvangvoorzieningen daar, of dat zijn overdracht aan Duitsland leidt tot schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie.
3. Eisers verwijzing naar het AIDA-rapport over Duitsland van april 2023 leidt niet tot een geslaagd beroep. Zoals verweerder terecht stelt, komt de inhoud van dit rapport overeen met die van eerdere rapporten. Daarvan is al eerder vastgesteld dat die geen aanleiding geven om in het geval van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan.
4. Met het claimakkoord heeft Duitsland toegezegd dat eisers asielverzoek met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen in behandeling zal worden genomen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser in Duitsland kan klagen als hij meent dat zijn rechten in dit verband geschonden worden. Dat in Duitsland in beroep niet altijd kosteloos rechtsbijstand wordt verleend aan asielzoekers is volgens vaste rechtspraak daarbij niet in strijd met het recht van de Europese Unie en staat dan ook niet aan overdracht in de weg.
5. Voor zover eiser stelt dat tussen Nederland en Duitsland sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid zoals bedoeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in zijn uitspraak van 6 juli 2022 [1] heeft hij dat niet met stukken weten te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat eisers eerdere asielaanvragen in Duitsland zijn afgewezen is geen reden om te spreken van een evident en fundamenteel verschil. Aangezien eiser ook verder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een systeemfout in de asielprocedure in Duitsland, is het niet aan de rechtbank om in het kader van een Dublinoverdracht het risico op refoulement in de ontvangende lidstaat verder te onderzoeken. [2]
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.