Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
verzoekerV-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2024, is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder betrokken in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beroep van verzoeker, die zich tot de rechtbank wendde omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 15 april 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder niet heeft gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.
In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 mei 2024 en is gedaan door rechter A. Skerka in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman.