ECLI:NL:RBDHA:2024:7861
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A. Gündogü, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024 een mondelinge uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris op 4 april 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 mei 2024 was de verzoeker afwezig, maar de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in een andere zaak (NL24.14825). De voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien de hoofdzaak al was behandeld. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 mei 2024 door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 15 mei 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.