Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam verzoekster 1] , V-nummer: [V-nr.] , verzoekster I
[naam kind]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2024, zijn verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E.S. van Aken, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 16 november 2023 besloten om de asielaanvragen van verzoeksters niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoeksters hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak wordt vermeld dat de rechtbank op dezelfde dag ook uitspraak heeft gedaan in andere zaken die verband houden met de asielaanvragen van verzoeksters. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op de beroepen, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen als kennelijk ongegrond.
Daarnaast is er in de uitspraak geen aanleiding gevonden voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.