ECLI:NL:RBDHA:2024:7859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
NL24.14825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van meerderjarigheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser meerderjarig is, en dat hij daarom niet kan terugvallen op de bescherming van de Senegalese autoriteiten. Eiser, die van Senegalese nationaliteit is en geboren in 2006, heeft aangevoerd dat hij problemen heeft met zijn oom en daardoor niet kan terugkeren naar Senegal. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat eiser niet als vluchteling kan worden aangemerkt en dat Senegal als veilig land van herkomst is aangewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich op de deskundige beoordeling van de IND en AVIM heeft kunnen baseren, die unaniem van oordeel waren dat eiser evident meerderjarig is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Senegal niet de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.14825
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. M.A. Gündogü).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL24.14826, op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. Eiser stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op een familiecompound woont en problemen heeft met zijn oom. Als gevolg van deze problemen kan hij niet terugkeren naar Senegal.
4. Bij besluit van 4 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris stelt zich als eerste op het standpunt dat eiser niet minderjarig is, maar meerderjarig. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser op grond van zijn asielrelaas niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en omdat niet aannemelijk is dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Senegal is namelijk aangewezen als veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat Senegal ten aanzien van hem persoonlijk haar verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in Senegal er geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen de bescherming van de autoriteiten van Senegal in te roepen.
5. Op de zitting heeft de staatssecretaris zich aanvullend op het standpunt gesteld dat het beroep primair niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en subsidiair dat eisers beroep ongegrond is.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank verklaart het beroep niet niet-ontvankelijk, omdat zij voor een dergelijk oordeel over te weinig feitelijke informatie beschikt.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgrond dat de leeftijdsbepaling van eiser op grond van de schouw als subjectief en niet deskundig moet worden beschouwd en de staatssecretaris de deskundigheid van de desbetreffende ambtenaren moet onderbouwen. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de schouwen niet in overeenstemming met werkinstructie 2023/6 zijn uitgevoerd. De staatssecretaris hoeft niet te motiveren dat de desbetreffende ambtenaren de training leeftijdsbepaling hebben gevolgd of anderszins deskundig zijn.
8. Zowel de medewerker van de IND als de twee medewerkers van de AVIM zijn onafhankelijk van elkaar unaniem van oordeel dat eiser evident meerderjarig is. Zij hebben hiervoor een uitgebreide motivering gegeven die steunt op zowel eisers gedrag als zijn uiterlijke kenmerken. De staatssecretaris mocht zich daarop baseren. De enkele ontkenning van eiser dat hij niet meerderjarig is, heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven geven om daar anders over te oordelen. De staatssecretaris mag daarom uitgaan van de meerderjarigheid van eiser.
9. Omdat de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat de staatssecretaris uit heeft mogen gaan van de meerderjarigheid van eiser, slaagt zijn beroepsgrond dat hij als minderjarige de bescherming van de Senegalese autoriteiten niet kan inroepen ook niet.
10. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
15 mei 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.