ECLI:NL:RBDHA:2024:7857
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Vollebregt-Kuipers
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 februari 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 5 maart 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL24.3978) die op dezelfde dag is gedaan, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.