In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2024 uitspraak gedaan over het herstel van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te herstellen, aangezien zij in staat is om de verzorging en opvoeding van de minderjarige weer op zich te nemen. De moeder heeft blijk gegeven van betrokkenheid bij haar dochter en is open voor hulpverlening, ondanks dat zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder kan en moet worden hersteld, en dat dit in het belang van de minderjarige is.
Daarnaast is de minderjarige onder toezicht gesteld tot haar meerderjarigheid, met als doel haar en de moeder te ondersteunen bij praktische zaken. De kinderrechter heeft ook bevestigd dat de eerder verleende machtiging voor gesloten jeugdhulp tot de meerderjarigheid van de minderjarige blijft bestaan. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ondertoezichtstelling bedoeld is om de moeder en de minderjarige te ondersteunen in hun ontwikkeling en dat er geen twijfel bestaat over de opvoedcapaciteiten van de moeder. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.