ECLI:NL:RBDHA:2024:784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36314 en NL23.36310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen wegens termijnoverschrijding en verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee eisers, die niet ontvankelijk zijn verklaard. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hadden tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat hun asielaanvragen niet in behandeling waren genomen. De rechtbank oordeelde dat de gronden van beroep niet tijdig waren ingediend, waardoor de eisers niet in hun verzoek konden worden ontvangen. De gemachtigde van de eisers had de kans om het verzuim te herstellen, maar heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. De rechtbank wees erop dat de omstandigheden die door de eisers werden aangevoerd, zoals uitnodigingen voor de mondelinge behandeling, niet voldoende waren om af te zien van de niet-ontvankelijkverklaring. Bovendien was er geen onmiskenbare schending van artikel 3 van het EVRM aangetoond, wat betreft de overdracht aan Duitsland. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.36314 en NL23.36310
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] ,V-nummer: [V-nr.] , eiseres I

mede namens haar minderjarige kind:
[naam kind]
[naam eiseres 2], V-nummer: [V-nr.] , eiseres II
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 16 november 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Een beroep wordt alleen inhoudelijk behandeld als de gronden van beroep kenbaar zijn gemaakt. In dit geval heeft de gemachtigde van eisers de gelegenheid gehad om het verzuim op dit punt te herstellen. Dit heeft hij niet gedaan binnen de termijn die daarvoor door de rechtbank is gesteld. Voor zover de gemachtigde van eisers stelt dat dit te wijten is geweest aan problemen met het digitale systeem, heeft hij de aard en het tijdstip van deze gestelde problemen niet geconcretiseerd. Evenmin heeft hij deze onderbouwd met schermafdrukken uit het digitale systeem. Het is dus niet aannemelijk geworden dat de termijnoverschrijding niet aan eisers kan worden verweten.
2. De door eisers aangevoerde omstandigheden dat zij ondanks het vastgestelde verzuim zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de beroepen en de rechtbank daarnaast inmiddels beschikt over de beroepsgronden zijn geen reden om af te zien van de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Ter zitting kan immers nader onderzoek worden gedaan naar de ontvankelijkheid van het beroep. Het alsnog indienen van beroepsgronden doet niets af aan het vastgestelde verzuim. Het is beleid van de rechtbank om het beroep bij een niet-verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk te verklaren.
3. Er is ook overigens niet gebleken van omstandigheden om de niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen achterwege te laten. Voor zover eisers zich beroepen op (indirecte) schending van artikel 3 van het EVRM [1] in het geval van overdracht aan Duitsland, is van dat risico naar het oordeel van de rechtbank niet onmiskenbaar gebleken. Daarbij geldt dat eisers het bestaan van systeemfouten in de asielprocedure in Duitsland niet aannemelijk hebben gemaakt. Een verder onderzoek of na de overdracht van eisers in Duitsland een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat, is dan niet aan de orde. [2]
4. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.