ECLI:NL:RBDHA:2024:7839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/09/664288 / JE RK 24-634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 april 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in 2006, in een pleegzorgvoorziening. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die sinds 29 maart 2024 in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de procedure op 29 april 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van de minderjarige en haar advocaat aanwezig waren. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de plaatsing in het netwerkpleeggezin, omdat zij twijfels heeft over de veiligheid en het opvoedklimaat daar. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de verstandhouding tussen de minderjarige en de moeder moeizaam is en terugplaatsing bij de moeder momenteel niet mogelijk is. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat er gekeken moet worden naar een begeleid wonen traject voor de minderjarige, die bijna meerderjarig is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beslissing is openbaar uitgesproken op 29 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/664288 / JE RK 24-634
Datum uitspraak: 29 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.A. Berghuis te Dordrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] en [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft sinds 29 maart 2024 in het huidige pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 26 augustus 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 maart 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 26 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis is op 29 maart 2024 beëindigd. Er is gezocht naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] maar die is helaas niet gevonden. [minderjarige] heeft zelf aangegeven graag in het huidige netwerkpleeggezin te verblijven, waar zij eerder ook al heeft verbleven. Dit betreft het gezin van een vriendin van [minderjarige] . [minderjarige] verblijft daar in haar vertrouwde omgeving en dicht in de buurt van school en stage. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat [minderjarige] haar school en stage voortzet, omdat haar schoolgang in het verleden een aandachtspunt is geweest. Op dit moment is zij gemotiveerd om naar school te gaan en komt zij de afspraken na. De gecertificeerde instelling acht plaatsing in het netwerkpleeggezin niet de meest geschikte plek voor [minderjarige] , maar er is op dit moment geen beter alternatief voorhanden. Het netwerkpleeggezin zal de komende tijd nog worden gescreend door de pleegzorgaanbieder. Het is de bedoeling dat [minderjarige] op termijn doorstroomt naar een begeleid wonen traject. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij wordt aangemeld voor de WMO. Het is de gecertificeerde instelling nog niet gelukt om hierover met [minderjarige] in gesprek te gaan. [minderjarige] wil eerst haar school en stage afmaken en zich daar op concentreren. De gecertificeerde instelling blijft [minderjarige] de komende tijd stimuleren om het gesprek hierover aan te gaan. Mogelijk dat de coach van [minderjarige] van E25 hier helpend in kan zijn. [minderjarige] heeft namelijk een goede band met haar coach.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat de plaatsing in het netwerkpleeggezin onvoldoende veilig is. Vorige maand gaf de gecertificeerde instelling zelf nog aan dat [minderjarige] een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig heeft en dat haar dat niet geboden kan worden in het netwerkpleeggezin. De gecertificeerde instelling komt daar nu op terug omdat er geen andere plek beschikbaar is. De moeder heeft zorgen over de veiligheid van [minderjarige] in het netwerkpleeggezin. De dochter van de pleegmoeder verblijft zelf niet meer thuis vanwege zorgen over geweld en drugsgebruik. Een thuisplaatsing is volgens de moeder geen optie meer. [minderjarige] houdt zich thuis niet aan de regels en ondermijnt het gezag van de moeder. De moeder zou het liefst zien dat [minderjarige] naar een begeleid wonen traject gaat waar zij professionele begeleiding krijgt en er duidelijke regels gelden. De moeder heeft het idee dat [minderjarige] onvoldoende is ingelicht over wat begeleid wonen precies inhoudt en wat daarvoor nodig is. Het is belangrijk dat dit binnenkort met [minderjarige] besproken wordt, zodat een overplaatsing op korte termijn gerealiseerd kan worden. De moeder stemt in met een machtiging uithuisplaatsing van korte duur, omdat er op dit moment nog geen andere plek voor [minderjarige] is. De verzochte duur tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten vier maanden vindt de moeder echter te lang. De moeder vreest dat bij volledige toewijzing niet voortvarend zal worden gewerkt aan een overplaatsing en dat acht de moeder niet in het belang van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] is een zeventienjarig meisje met een belaste voorgeschiedenis. De verstandhouding tussen [minderjarige] en de moeder is moeizaam en een terugplaatsing bij de moeder is op dit moment geen optie. Aangezien [minderjarige] het gezinshuis moest verlaten, moest er gezocht worden naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Door meerdere redenen is dat helaas niet gelukt. [minderjarige] verblijft daarom weer bij het netwerkpleeggezin waar zij eerder ook heeft verbleven. Hoewel deze plek niet de meest passende plek voor [minderjarige] lijkt te zijn, is er op dit moment geen andere plek beschikbaar. Het is positief dat [minderjarige] zich fijn voelt in het netwerkpleeggezin, zich aan de afspraken houdt en gemotiveerd is voor haar school en stage. Dat vindt de kinderrechter belangrijk. Gelet op die omstandigheden vindt de kinderrechter het noodzakelijk om de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te verlenen. Aangezien [minderjarige] al bijna meerderjarig wordt, is het belangrijk dat er gekeken wordt of [minderjarige] ingeschreven kan worden voor een begeleid wonen traject. [minderjarige] dient daarbij goed begeleid te worden en zal de komende tijd klaargestoomd moeten worden voor een zelfstandig leven. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek toewijzen als verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 april 2024 tot 26 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024 door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 15 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.