In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een burger van Bosnië-Herzegovina, had op 15 april 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 29 september 2023 was afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank stelt vast dat de nieuwe stukken die eiser heeft ingediend, waaronder krantenartikelen en een Tiktok-video, niet relevant zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser had eerder, op 29 september 2023, een asielaanvraag ingediend die was afgewezen omdat de problemen met de criminele bende, waar hij naar verwees, ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe elementen zijn die de eerdere afwijzing kunnen ondermijnen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij persoonlijk gevaar loopt door de bende, en de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.