ECLI:NL:RBDHA:2024:7822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/7792 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen terugkeerbesluit

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag over het verzet dat door de opposant is ingesteld tegen de uitspraak van 13 oktober 2023, waarin het beroep tegen een terugkeerbesluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, een Braziliaanse burger, had een terugkeerbesluit ontvangen na het overschrijden van de termijn van zijn Schengenvisum. De rechtbank had eerder verzocht om een schriftelijke machtiging, maar deze was niet tijdig overgelegd. De opposant stelde dat zij de termijn verkeerd had geïnterpreteerd en dat zij pas op 9 september 2023 de machtiging kon indienen, omdat zij in Ierland verbleef.

De rechtbank heeft het verzet behandeld op 12 maart 2024 en 18 april 2024. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de opposant niet tijdig had gereageerd op de verzoeken van de rechtbank en dat er geen verschoonbare redenen waren voor het ontbreken van de machtiging. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak zonder zitting terecht was gedaan, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. De rechtbank concludeerde dat een zitting in deze zaak de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/7792 V (verzet)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummer: [v-nummer]

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het verzet dat door opposant is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2023.
1.1
Bij besluit van 5 juli 2023 (bestreden besluit) is aan opposant een terugkeerbesluit met onthouding van een vertrektermijn opgelegd.
1.2
Opposant is tegen het bestreden besluit in beroep (AWB 23/7792) gegaan.
1.3
Bij uitspraak van 13 oktober 2023 (bestreden uitspraak) heeft de rechtbank dat beroep - zonder het houden van een zitting - niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet (AWB 23/7792 V) ingesteld.
1.5
De rechtbank heeft het verzet op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Namens opposant is op deze zitting [naam] verschenen, samen met haar zus. Namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (geopposeerde) is op deze zitting mr. N. Metalsi verschenen.
1.6
Omdat na de zitting van 12 maart 2024 gebleken is dat het onderzoek onvolledig is geweest, heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
1.7
Het verzet is op 18 april 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] namens opposant en mr. T. Stelpstra namens geopposeerde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993 en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Eiser stelt een relatie te hebben met mevrouw [naam] . Eiser is in 2022 en 2023 meerdere keren Nederland ingereisd op een Schengenvisum. Omdat bij uitreiscontrole op Schiphol op 5 juli 2023 geconstateerd werd dat eiser de vrije termijn van zijn Schengenvisum met 44 dagen had overschreden, is op die dag een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn aan eiser opgelegd, samen met een voornemen voor een inreisverbod van 1 jaar.
2.1
Op 13 juli 2023 heeft [naam] namens eiser een beroepschrift ingediend. In dit beroepschrift is aangekruist ‘beroepschrift tegen een inreisverbod/ongewenstverklaring’, maar wordt geacht tegen het terugkeerbesluit te zijn gericht, aangezien op dat moment nog geen inreisverbod was opgelegd. Omdat dit beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is op 14 juli 2023 een herstelverzuimbrief verstuurd. In deze herstelverzuim brief heeft de rechtbank gevraagd binnen vier weken een kopie van het bestreden besluit, de gronden van beroep en een schriftelijke machtiging te overleggen.
2.2
In reactie op deze herstelverzuimbrief zijn op 19 juli 2023 namens opposant een kopie van het bestreden besluit en beroepsgronden overgelegd. Omdat de schriftelijke machtiging nog steeds ontbrak en de aangetekend verzonden brief van 14 juli 2023 retour was gekomen omdat deze niet was opgehaald, heeft de rechtbank bij brief van 3 augustus 2023, per gewone post verzonden, nogmaals herstelverzuim geboden om deze schriftelijke machtiging te overleggen. In deze brief is aangegeven dat de in de aangetekende brief genoemde termijn niet opnieuw aanvangt.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld in de bestreden uitspraak?
3. De rechtbank heeft het beroep bij het bestreden uitspraak niet-ontvankelijk verklaard, omdat - ondanks de geboden mogelijkheid tot herstelverzuim - geen schriftelijke machtiging namens opposant is overgelegd en niet van verschoonbare redenen is gebleken waarom deze machtiging niet is overgelegd. Omdat de rechtbank hier niet over twijfelde, heeft zij dit beroep – met toepassing van artikel 8:54 van de Awb – zonder zitting afgedaan.
Wat is het toetsingskader in verzet?
4. Verzet ziet op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van – in dit geval – het beroep van opposant. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in verzet beperkt is tot de vraag of er terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan moet de rechter het verzet gegrond verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.
Wat vindt opposant in verzet?
5. In verzet heeft [naam] aangevoerd dat zij de termijn van vier weken om het beroep aan te vullen (herstelverzuim) per abuis verkeerd heeft geïnterpreteerd. De aangetekende brief van 14 juli 2023 is onbestelbaar geretourneerd en is haar op 3 augustus 2023 nogmaals per gewone post toegestuurd. Zij ging ervan uit dat de termijn van vier weken aanving op 3 augustus 2023 en niet al op 14 juli 2023 was aangevangen. Omdat opposant momenteel in Ierland verblijft en niet in staat was om het machtigingsformulier op afstand te ondertekenen, is [naam] hiervoor naar Ierland gereisd en heeft zij pas op 9 september 2023 het machtigingsformulier aan de rechtbank kunnen toesturen. [naam] heeft gesteld niet te begrijpen waarom zij meerdere keren de aangetekende post van de rechtbank niet heeft ontvangen.
Wat is het oordeel van de rechtbank over het verzet?
6. Ter zitting heeft [naam] verklaard dat zij contact heeft opgenomen met PostNL, maar niet heeft kunnen achterhalen waarom de aangetekende brief van 14 september 2023 haar niet heeft bereikt. De rechtbank stelt vast dat ook als ervan zou worden uitgegaan dat de termijn van vier weken op 3 augustus 2023 zou zijn aangevangen, niet valt in te zien waarom [naam] de machtiging pas op 9 september 2023 naar de rechtbank heeft gestuurd. Zij had deze in haar berekening dan immers uiterlijk 31 augustus 2023 moeten overleggen. Zij heeft na ontvangst van de brief van 3 augustus 2023 ook niet met de rechtbank gecommuniceerd over de over te leggen machtiging en dat zij van plan was hiervoor naar Ierland te reizen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel ontstaan over de uitkomst van het beroep. De rechtbank oordeelt dat een zitting in deze zaak de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt.

Conclusies en gevolgen

7. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.