ECLI:NL:RBDHA:2024:7822
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Oordeel over verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen terugkeerbesluit
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag over het verzet dat door de opposant is ingesteld tegen de uitspraak van 13 oktober 2023, waarin het beroep tegen een terugkeerbesluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, een Braziliaanse burger, had een terugkeerbesluit ontvangen na het overschrijden van de termijn van zijn Schengenvisum. De rechtbank had eerder verzocht om een schriftelijke machtiging, maar deze was niet tijdig overgelegd. De opposant stelde dat zij de termijn verkeerd had geïnterpreteerd en dat zij pas op 9 september 2023 de machtiging kon indienen, omdat zij in Ierland verbleef.
De rechtbank heeft het verzet behandeld op 12 maart 2024 en 18 april 2024. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de opposant niet tijdig had gereageerd op de verzoeken van de rechtbank en dat er geen verschoonbare redenen waren voor het ontbreken van de machtiging. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak zonder zitting terecht was gedaan, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. De rechtbank concludeerde dat een zitting in deze zaak de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.