ECLI:NL:RBDHA:2024:7814
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsstaat
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, was van mening dat zijn aanvraag niet correct was behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 februari 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de motivering dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL23.2951) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is bekendgemaakt op 27 februari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.