ECLI:NL:RBDHA:2024:7812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
NL 24.4162 en NL 24.4180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en toepassing van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 5 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 20 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eisers en hun gemachtigde niet.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Op basis van deze verordening is de staatssecretaris niet verplicht om de aanvragen in behandeling te nemen als een andere lidstaat, in dit geval Duitsland, verantwoordelijk is.

Eisers hebben aangevoerd dat zij in Duitsland niet als gezin bij elkaar kunnen blijven en dat zij daar uitgezet zullen worden. Ook hebben zij gewezen op de afhankelijkheidsrelatie met hun meerderjarige zoon die in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zijn besluit toereikend heeft gemotiveerd en dat er geen feiten zijn aangevoerd die een andere conclusie rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen, omdat eisers onvoldoende individuele en bijzondere omstandigheden hebben gesteld.

De rechtbank besluit dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4162 en NL24.4180
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] en [eiseres],
V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
mede namens hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1] en [minderjarige 2],
V-nummers: [V-nummer 3] en [V-nummer 4] , eisers (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 5 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eisers en hun gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een
andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
5. Eisers voeren aan dat zij in Duitsland niet als gezin bij elkaar kunnen blijven en dat zij in Duitsland uitgezet zullen worden. Hun oudste, meerderjarige zoon verblijft in Nederland en zit in de asielprocedure. Daarnaast is in de zienswijze aangekondigd dat aanvullend stukken worden overgelegd ter onderbouwing van de gezinsband en de afhankelijkheidsrelatie met de meerderjarige zoon Marco die in Nederland verblijft, daar heeft de staatssecretaris ten onrechte niet op gewacht. Daarnaast zijn de bijzondere feiten en omstandigheden die te maken hebben met het uiteenvallen van het gezin en de onmogelijkheid om het gezin te herenigen, onvoldoende naar voren zijn gekomen tijdens de gehoren. Eisers hebben verzocht om daar aanvullend over gehoord te worden.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de gestelde afhankelijkheidsrelatie, zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening, heeft de staatssecretaris zijn besluit toereikend gemotiveerd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de staatssecretaris een dergelijke afhankelijkheidsrelatie had moeten aannemen. Verder overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris eisers niet aanvullend heeft hoeven horen over de gestelde familieomstandigheden. In de zienswijze en beroepsgronden zijn geen concrete aanknopingspunten aangevoerd dat de staatssecretaris op dit punt onvoldoende heeft gehoord. Daarbij hebben eisers op dit punt in de beroepsprocedure geen nadere onderbouwing gegeven. Ten aanzien van het beroep van eisers op artikel 17 van de Dublinverordening, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op wat eisers hebben aangevoerd was de staatssecretaris niet verplicht tot het toepassen van artikel 17 van de Dublinverordening. Eisers hebben hiertoe onvoldoende individuele en bijzondere omstandigheden gesteld en onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers buiten behandeling heeft kunnen stellen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
1 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.