Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in de zaken NL24.15604 en NL24.15611, waarbij eisers, twee Syrische nationalen, in vreemdelingenbewaring waren gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben beroep ingesteld tegen deze maatregel, die op 4 april 2024 was opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 22 april 2024 de beroepen behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eisers als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregelen van bewaring op 10 april 2024 heeft opgeheven. De beoordeling van de rechtbank richtte zich dan ook op de vraag of de bewaring onrechtmatig was en of de eisers recht hebben op schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de overdracht van de eisers aan Oostenrijk, en dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist. De rechtbank oordeelt dat de maatregelen van bewaring niet onrechtmatig waren en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 mei 2024.