ECLI:NL:RBDHA:2024:7781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
NL24.21368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Turkije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die de Syrische nationaliteit heeft en op 22 december 1979 is geboren. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting naar Turkije, die gepland stond voor 21 mei 2024. Op 18 mei 2024 diende zij een verzoek in bij de voorzieningenrechter om haar uitzetting te voorkomen totdat op haar bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter ontving op 19 mei 2024 het standpunt van verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die aangaf dat verzoeksters asielaanvraag in behandeling zou worden genomen en dat de uitzetting niet zou plaatsvinden indien dat nodig was voor de beoordeling van de asielaanvraag.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen procesbelang meer had bij de inhoudelijke behandeling van haar verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien verweerder had aangegeven dat de asielaanvraag vóór de uitzetting zou worden behandeld. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21368

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 mei 2024 aan verzoekster meegedeeld dat hij voornemens is om haar uit te zetten naar Turkije op 21 mei 2024 om 11:20 uur.
Verzoekster heeft daartegen op 18 mei 2024 bij verweerder bezwaar gemaakt. Zij heeft verder op diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om haar uitzetting te voorkomen, totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft het standpunt van verweerder op 19 mei 2024 ontvangen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw [2] wordt een
handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig voor de
toepassing van Afdeling 7.2 van die wet met een beschikking gelijkgesteld. De
voorgenomen uitzetting van verzoekster is als een zodanige handeling aan te merken.
Daartegen staat aldus het rechtsmiddel van bezwaar open.
2. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan
de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op
grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening
treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Verzoekster is geboren op 22 december 1979 en heeft de Syrische nationaliteit. Zij heeft op 18 mei 2024 een (herhaalde) asielaanvraag ingediend. Vanwege de behandeling van deze asielaanvraag stelt verzoekster dat zij niet kan worden uitgezet naar Turkije.
4. De voorzieningenrechter ziet zichzelf, gelet op het navolgende, voor de vraag gesteld of verzoekster procesbelang heeft bij de inhoudelijke behandeling van haar verzoek om een voorlopige voorziening.
5. Verweerder heeft bij het verweerschrift van 19 mei 2024 aangegeven verzoeksters (herhaalde) asielaanvraag van 18 mei 2024 in behandeling te nemen. Hierbij heeft verweerder aangegeven dat hij de asielaanvraag vóór de uitzetting in behandeling zal nemen en, indien dat bij de beoordeling van de asielaanvraag nodig wordt geacht, de uitzetting op 21 mei 2024 niet zal plaatsvinden.
6. Gelet op de voorgaande mededeling van verweerder stelt de voorzieningenrechter vast dat hiermee aan het verzoek van verzoekster is tegemoetgekomen, zodat het procesbelang van verzoekster bij de onderhavige procedure is komen te ontvallen. Gesteld noch gebleken is dat verzoekster een ander spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, uitgesproken op 19 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verweerder op 19 mei 2024 om 16:33 uur en aan de gemachtigde van verzoekster op 19 mei 2024 om 16:37 uur.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Vreemdelingenwet 2000.