In deze zaak heeft eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag is op 13 juli 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar heeft in zijn bezwaarschrift geen adres vermeld. De Staatssecretaris heeft eiser op 15 augustus 2023 een herstelverzuimbrief gestuurd, waarin hij de gelegenheid kreeg om zijn bezwaarschrift aan te vullen met zijn adres of dat van zijn gemachtigde. Eiser heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en het bezwaar is op 13 september 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. Tijdens de zitting op 7 maart 2024 heeft eiser digitaal deelgenomen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser heeft aangevoerd dat hij de herstelverzuimbrief pas een week na verzending heeft ontvangen en daardoor onvoldoende tijd had om aanvullende documenten aan te leveren. De rechtbank overweegt echter dat de herstelverzuimbrief enkel betrekking had op het aanleveren van een adres. Eiser had, indien nodig, hulp moeten zoeken of contact moeten opnemen met de Staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat het verzuim niet verschoonbaar is en dat de Staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, en mr. T.M.M. Plukaard, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2024.