ECLI:NL:RBDHA:2024:7774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/7783
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM wegens onvoldoende afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Armeense moeder, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, met als doel verblijf bij haar dochter, referente, die al meer dan tien jaar in Nederland woont. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Eiseres betoogde dat zij vanwege haar slechte gezondheid en de afwezigheid van zorgfaciliteiten in Armenië, afhankelijk was van de zorg van referente in Nederland. Echter, de rechtbank oordeelde dat de gestelde afhankelijkheid niet voldoende was onderbouwd. Eiseres had geen bewijs geleverd dat haar financiële situatie in Armenië niet voldeed en dat de zorgbehoefte niet op afstand kon worden vervuld. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel, mede gezien haar sterkere banden met Armenië en het economische belang van de Nederlandse overheid. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/7783

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [persoon A] )
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: [persoon B] )

Procesverloop

In het besluit van 13 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid bij [persoon A] (referente)’ op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)’ afgewezen
In het besluit van 30 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 5 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres (referente) is namens eiseres verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is geschorst om referente in de gelegenheid te stellen een aanvullende machtiging over te leggen. Deze is vervolgens overgelegd, waarna het onderzoek is gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiseres, de moeder van referente, is geboren op [geboortedatum] 1948 en heeft de Armeense nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij referente (en haar gezin) in Nederland. Referente heeft de onderhavige aanvraag ten behoeve van eiseres ingediend.
Het bestreden besluit
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning, nu er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. De in het kader van artikel 8 van het EVRM gemaakte belangenafweging dient volgens verweerder in het nadeel van eiseres uit te vallen.
De beroepsgronden
3. Eiseres betoogt dat zij wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiseres stelt dat zij (zeer) slecht ter been is en daardoor hulpbehoevend. In Armenië zijn er geen woonfaciliteiten voor oudere hulpbehoevende personen zoals zij. Eiseres is niet mobiel en kan daardoor ook niet zelfstandig zorgfaciliteiten bezoeken en boodschappen doen. Zij heeft ook geen familie meer in Armenië die kan helpen. Op dit moment zorgt referente vanuit Nederland voor haar, maar dit is financieel en emotioneel op de lange termijn niet houdbaar. Referente (en haar echtgenoot) kunnen in Nederland voorzien in de zorg voor eiseres, waaronder mantelzorg. Ook wijst eiseres op de verslechterde politieke situatie en veiligheid in Armenië. Gelet op de educatie en achtergrond van eiseres kan verwacht worden dat zij integreert in Nederland.
De beoordeling
4. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er onvoldoende grond is voor het aannemen van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Daarbij heeft verweerder onder meer kunnen betrekken dat eiseres al ruim tien jaren niet meer bij haar moeder woont en dat eiseres pas recent een geïntensiveerde hulpbehoefte heeft. Voor zover er sprake is van financiële ondersteuning heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres de gestelde financiële afhankelijkheid van referente niet heeft onderbouwd. Eiseres geniet in Armenië een pensioen. Niet is aangetoond dat dit pensioen niet volstaat. Dat het meermaals van en naar Armenië reizen veel kosten met zich brengt en zeer belastend is voor referente en haar gezin heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven leiden. Verweerder heeft in dat verband de noodzaak hiervan kunnen betwisten nu niet is gebleken dat de zorg daar dan wel op afstand niet volstaat. Dat er in Armenië geen geschikte (particuliere) zorginstellingen zijn dan wel geen (particulier) zorgpersoneel is dat de zorg voor eiseres op zich kan nemen heeft eiseres bijvoorbeeld niet onderbouwd. Dat het tijd en energie vergt van referente om vanuit Nederland voor haar moeder te zorgen en dat dit ook emotioneel moeilijk kan zijn maakt het vorenstaande niet anders. Eiseres heeft er zelf voor gekozen om in Nederland te gaan wonen en daarbij het risico genomen dat zij in de toekomst niet de zorg voor eiseres kon dragen indien dat nodig zou zijn.
5. Verweerder heeft ook de afweging tussen de belangen van eiseres en het (economische) belang van de Nederlandse overheid in het nadeel van eiseres kunnen laten uitvallen. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat het gaat om een eerste toelating, zodat het belang van de overheid in de regel zwaarder weegt. Ook het economische belang bij weigering heeft verweerder zwaar kunnen laten wegen Alhoewel het inkomen van referente en haar echtgenoot in het voordeel van eiseres spreekt, laat dit onverlet dat eiseres de voorzieningen in Nederland naar verwachting zal belasten, gelet op haar leeftijd en medische situatie. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte de veel sterkere banden die eiseres heeft met Armenië dan met Nederland in haar nadeel meegewogen. Zo heeft eiseres altijd in Armenië geleefd en heeft eiseres los van referente (en de echtgenoot/kinderen van referente) geen band met Nederland.
6. Gelet op het voorgaande is verweerder niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de weigering om aan eiseres een verblijfsvergunning toe te kennen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 april 2024.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.