ECLI:NL:RBDHA:2024:7764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL23.20701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij een pleegmoeder

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij haar pleegmoeder. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 augustus 2022 afgewezen, en deze afwijzing is bevestigd in een besluit van 21 juni 2023. Eiseres stelt dat er sprake is van een onaanvaardbare toekomst in Ghana, omdat haar pleegmoeder, die voor haar zorgde, is overleden en de overige familieleden in Ghana niet voor haar kunnen zorgen.

De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen en een tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de mvv. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet minimaal één jaar door haar pleegmoeder in Ghana is verzorgd, wat een vereiste is volgens de geldende regelgeving. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat eiseres in Ghana geen zorg kan ontvangen van haar ooms.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseres in Ghana. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de staatssecretaris standhoudt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20701
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] ’ (referente).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 2 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de staatssecretaris en A.M. Nakamya als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de mvv-aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag heeft mogen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
5. Eiseres heeft een mvv aangevraagd voor verblijf bij haar pleegmoeder (referente). Deze aanvraag heeft de staatssecretaris afgewezen omdat eiseres volgens de staatssecretaris niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de mvv, zoals bedoeld in artikel 3.28
van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B7/3.7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Daarvoor is vereist dat er voor eiseres een onaanvaardbare toekomt is in het land van herkomst en referente moet meer dan één jaar voor eiseres hebben gezorgd in het land van herkomst. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat aan beide voorwaarden niet is voldaan. De ooms van eiseres kunnen haar in Ghana ondersteunen, dus is er geen sprake van een onaanvaardbare toekomst. Voor zover er geen contact zou zijn tussen eiseres en haar ooms mag van hen wel verwacht worden dat zij het contact op kunnen gaan bouwen. Verder blijkt uit de stukken dat referente niet één jaar voor eiseres heeft gezorgd in het land van herkomst. Daarnaast volgt de staatssecretaris de stelling van eiseres niet dat het verkeerde beleid is toegepast. Volgens eiseres moet worden getoetst aan het beleid uit paragraaf B7/3.7.2. van de Vc. Referente heeft echter zelf verklaard dat zij eiseres niet minimaal één jaar in het land van herkomst heeft verzorgd en opgevoed. Daarom toetst de staatssecretaris niet aan de voorwaarden van paragraaf B7/3.7.2., maar aan die van paragraaf B7/3.7.1 van de Vc.
Waarom is eiseres het er niet mee eens?
6. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de mvv. Volgens eiseres is er sprake van een voor haar onaanvaardbare toekomst in Ghana, omdat de moeder van referente, die voor eiseres zorgde, is overleden en de overige familieleden die zij daar nog heeft niet naar eiseres omkijken. Dit volgt te meer uit het feit dat zij momenteel op een kostschool verblijft. Dit is ook onderbouwd met een brief van de directeur van de kostschool. De staatssecretaris stelt ten onrechte dat de enkele aanwezigheid van andere familieleden in het land van herkomst voldoende is om niet te kunnen spreken van een onaanvaardbare toekomst. Verder voert eiseres aan dat referente de zorg voor eiseres op afstand droeg en dat referente zich als de feitelijke pleegouder gedroeg. Dit blijkt uit het feit dat de primaire zorg bij referente kwam te liggen toen de gezondheid van de moeder van referente achteruit ging en het feit dat referente na het overlijden van haar moeder zorgde voor onderdak en scholing voor eiseres. De staatssecretaris heeft ten onrechte niet meegenomen dat er al hechte banden bestaan tussen referente en eiseres en in de trieste omstandigheden van het overlijden van de moeder van referente reden kan worden gezien om aan te nemen dat het onoverkomelijk bezwaarlijk is voor eiseres om nieuwe familieleden te leren kennen en door hen opgevoed te gaan worden, als dat al praktisch mogelijk zou zijn. De staatssecretaris heeft ten onrechte een doorslaggevende betekenis toegekend aan de duur van samenwonen van eiseres en referente. De staatssecretaris had moeten motiveren waarom hij in dit kader geen uitzondering heeft gemaakt op het beleid met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Wat is het oordeel van de rechtbank?

7. De rechtbank overweegt als volgt. Het beroep van eiseres op paragraaf B7/3.7.2 van de Vc slaagt niet, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde uit dat beleid dat referente eiseres minimaal één jaar in het land van herkomst heeft verzorgd en opgevoed. Dit is in zoverre ook niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd – te weten een samenleving van om en nabij vier maanden in 2006 en 2007, de ondersteuning door referente op afstand en de door referente geregelde plaatsing van eiseres op een kostschool na het overlijden van de moeder van referente eind december 2022 – geen aanleiding hoeven zien om op basis van artikel 4:84 van de Awb af te wijken van het beleid zoals neergelegd in paragraaf B7/3.7.2 en een uitzondering hoeven maken op het vereiste dat referente eiseres minimaal één jaar in het
land van herkomst heeft verzorgd en opgevoed. De staatssecretaris heeft dan ook terecht getoetst aan de voorwaarden van paragraaf B7/3.7.1. van de Vc.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat voor eiseres in het land van herkomst geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst. Zoals de staatssecretaris terecht betoogt, is niet gebleken dat eiseres niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd, zoals bedoeld in paragraaf B7/3.7.1. van de Vc. Ten aanzien van de in Ghana wonende ooms van eiseres is in beroep niet onderbouwd dat zij de zorg voor eiseres niet of bezwaarlijk zouden kunnen dragen. Dat eiseres thans op een kostschool verblijft acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Dat het onmogelijk zou zijn om contact met de ooms te leggen volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris heeft in dit kader terecht gewezen op het stuk van 3 november 2022, waaruit blijkt dat er contact is met de ooms van eiseres en dat zij op de hoogte zijn van de situatie van eiseres. De enkele stelling dat van de ooms niet gevraagd zou kunnen worden om mee te werken aan het onderbouwen van het standpunt van eiseres dat zij haar niet of bezwaarlijk kunnen verzorgen omdat de ooms daar geen belang bij hebben, volgt de rechtbank daarom evenmin. Dit geldt eveneens voor de niet onderbouwde stelling dat het onoverkomelijk bezwaarlijk voor eiseres zou zijn om nieuwe familieleden te leren kennen en door hen te worden verzorgd. Het beleid van de staatssecretaris, neergelegd in paragraaf B7/3.7.1. van de Vc, geeft invulling aan de beoordelingsruimte van de staatssecretaris die voortvloeit uit artikel 3.28, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb om te bepalen of sprake is van ‘geen aanvaardbare toekomst in het land van herkomst’. De staatssecretaris heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat daarvan bij eiseres geen sprake is en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot afwijking van dat beleid. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de staatssecretaris immers voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat de ooms van eiseres niet in staat zijn om de zorg voor eiseres op zich te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de mvv-aanvraag van eiseres heeft mogen afwijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.