ECLI:NL:RBDHA:2024:7756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met beroep op reservistendienst en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische vreemdeling, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van de vrees voor vervolging vanwege zijn oproep voor reservistendienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag op 31 oktober 2023 had afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij bij terugkeer naar Syrië ernstige schade zou kunnen ondervinden vanwege zijn status als reservist en de onveilige situatie in zijn thuisland.
De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn rekrutering voor de reservistendienst ongeloofwaardig geacht. Eiser had eerder vrijwillig teruggekeerd naar Syrië en had daar gedurende anderhalf jaar gewoond zonder substantiële problemen met de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had aangetoond dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij, in tegenstelling tot het algemene uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië, een risico zou lopen.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Eiser stelde dat zijn broer, die op dezelfde manier uit Syrië was vertrokken, wel een asielvergunning had gekregen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van de broer niet vergelijkbaar waren met die van eiser, aangezien de broer niet vanuit een eerder verblijf in het buitenland naar Syrië was teruggekeerd en geen contact had gehad met de autoriteiten voor het verkrijgen van documenten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiser kreeg geen proceskostenvergoeding.