ECLI:NL:RBDHA:2024:7756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL23.36926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met beroep op reservistendienst en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische vreemdeling, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van de vrees voor vervolging vanwege zijn oproep voor reservistendienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag op 31 oktober 2023 had afgewezen als ongegrond. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij bij terugkeer naar Syrië ernstige schade zou kunnen ondervinden vanwege zijn status als reservist en de onveilige situatie in zijn thuisland.

De rechtbank heeft de verklaringen van eiser over zijn rekrutering voor de reservistendienst ongeloofwaardig geacht. Eiser had eerder vrijwillig teruggekeerd naar Syrië en had daar gedurende anderhalf jaar gewoond zonder substantiële problemen met de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had aangetoond dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij, in tegenstelling tot het algemene uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië, een risico zou lopen.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Eiser stelde dat zijn broer, die op dezelfde manier uit Syrië was vertrokken, wel een asielvergunning had gekregen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van de broer niet vergelijkbaar waren met die van eiser, aangezien de broer niet vanuit een eerder verblijf in het buitenland naar Syrië was teruggekeerd en geen contact had gehad met de autoriteiten voor het verkrijgen van documenten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiser kreeg geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Toma als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Op 14 februari 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Als reden voor zijn asielaanvraag heeft hij opgegeven dat hij is opgeroepen voor de reservistendienst. Bij terugkeer naar Syrië verwacht eiser dat hij zal worden opgepakt en een gevangenisstraf zal krijgen omdat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep. Vervolgens zal hij nog moeten dienen in het leger. Ook heeft hij verklaard dat hij is vertrokken vanwege de onveilige situatie in Syrië.
2. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder vindt eisers verklaringen over de rekrutering voor de reservistendienst ongeloofwaardig. In het bestreden besluit is geconcludeerd dat eiser niet heeft te vrezen voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. Eiser is in november 2019 op vrijwillige basis vanuit Libanon teruggekeerd naar Kanaker in het Rif Damascus in Syrië, een gebied wat onder controle staat van het regime, waar hij tot 26 mei 2021 heeft verbleven. Gedurende deze periode is hij meerdere malen in contact gekomen met de Syrische autoriteiten en heeft hij daarbij geen substantiële problemen ondervonden. De asielaanvraag is afgewezen als ongegrond.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij in dit geval afwijkt van het algemene uitgangspunt dat terugkeer naar Syrië tot een reëel risico op ernstige schade leidt. Daarbij heeft eiser dit risico aan de hand van zijn asielrelaas ook aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft het tegendeel niet bewezen. Verweerder heeft ten onrechte de in kopie overgelegde oproep voor reservistendienst niet verder onderzocht. Daarnaast bevat de landeninformatie aanwijzingen dat de Syrische autoriteiten terugkeerders willekeurig behandelen. Omdat Syrië Nederland als vijandig land beschouwt, is het extra risicovol om terug te keren. Ten slotte beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn broer Syrië op dezelfde manier heeft verlaten en aan hem wel een asielvergunning is verleend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ten aanzien van vreemdelingen uit Syrië wordt het uitgangspunt gehanteerd dat iedereen die geen aanhanger is van het regime bij terugkeer in beginsel het reële risico loopt op ernstige schade en schending van artikel 3 van het EVRM. Uit individuele feiten en omstandigheden kan echter volgen dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt. Dit is met name aan de orde als een vreemdeling na een eerder vertrek uit Syrië daarheen is teruggekeerd. [1]
5. Niet in geschil is dat eiser na een eerder vertrek uit Syrië vanuit Libanon is teruggekeerd in november 2019 en vervolgens gedurende anderhalf jaar, tot 26 maart 2021 in Syrië heeft gewoond. Verweerder heeft hierin aanleiding kunnen zien voor het doen van nader onderzoek naar de vraag of eiser bij terugkeer ernstige schade riskeert. Anders dan eiser stelt, rust de bewijslast van dat risico ook dan in eerste instantie bij eiser. [2]
6. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiser problemen heeft te verwachten omdat hij geen gehoor zou hebben gegeven aan de oproep voor de reservistendienstplicht uit 2012. Verweerder heeft daarbij allereerst terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard in welk jaar en op welke wijze hij over deze oproep heeft vernomen. Verweerder heeft eveneens aan eiser kunnen tegenwerpen dat sprake is geweest van een vrijwillige terugkeer naar Syrië. Dat het vertrek van eiser vanuit Libanon zou zijn ingegeven door economische motieven, maakt nog niet dat eiser ook gedwongen is geweest om naar Syrië terug te keren. Verweerder heeft verder in zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiser gedurende een substantiële periode zonder problemen in een gebied heeft verbleven waar het regime aanwezig was. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiser gedurende dit verblijf in contact is getreden met de autoriteiten voor het aanvragen en verkrijgen van een nieuw paspoort en het vernieuwen van zijn rijbewijs. Ook heeft eiser nog Libisch visum en een pasje van The Chamber of Commerce of Damascus Countryside aangevraagd en verkregen. Dit doet afbreuk aan eisers verklaring dat hij gedurende zijn verblijf in Syrië uit vrees voor de autoriteiten ondergedoken heeft gezeten. Verder heeft verweerder er op gewezen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet persoonlijk ophalen van zijn rijbewijs. Verweerder heeft kunnen twijfelen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen dat hij met het steeds weer betalen van steekpenningen ongehinderd meer dan tien controleposten zou zijn gepasseerd en dat hij ook door omkoping via het streng gecontroleerde vliegveld van Damascus Syrië legaal heeft kunnen verlaten. Over de verklaring van het rekruteringsbureau waarin staat dat eiser op 28 november 2012 als reservist is opgeroepen heeft verweerder kunnen overwegen dat de bewijskracht van die - alleen in kopie overgelegde - verklaring te gering is om de gestelde problemen alsnog aannemelijk te achten, ondanks alle verdere tegenwerpingen.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat eiser als terugkeerder een reëel risico loopt op ernstige schade. In het verweerschrift is in dit verband verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht over Syrië uit 2023 waaruit volgt dat een Syriër die geen problemen heeft gehad met de autoriteiten en die niet wordt beschouwd als een opposant na een legale uitreis zonder problemen kan terugkeren [3] . Eiser heeft het tegendeel in beroep niet aannemelijk gemaakt.
8. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Eiser stelt weliswaar dat hij samen met zijn broer in Syrië heeft verbleven en op dezelfde wijze is uitgereisd, maar uit eisers toelichting volgt ook dat zijn broer niet vanuit een eerder verblijf in het buitenland is teruggekeerd naar Syrië. Evenmin heeft eisers broer zich - zoals eiser - meerdere malen tot de Syrische autoriteiten gewend voor het verkrijgen van documenten.
9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Algemeen Ambtsbericht Syrië 2023, pagina 84 en 85.