ECLI:NL:RBDHA:2024:7755
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenveroordeling na inwilligend besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Op 11 april 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De verweerder heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, evenals het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zijn in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag in te willigen.
Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en een wegingsfactor van 0,5, gezien de eenvoudige aard van de zaak. De rechtbank heeft geen andere kosten vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden.