ECLI:NL:RBDHA:2024:7737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 7 februari 2024 is genomen. In dit besluit werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft het beroep buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat een beroep zonder zitting kan worden beslist als er sprake is van een kennelijke uitkomst. Eiser heeft zijn beroep pas op 25 maart 2024 ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser heeft aangevoerd dat prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie zijn gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wat mogelijk invloed zou kunnen hebben op de bevoegdheid van de Staatssecretaris om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen.

De rechtbank concludeert echter dat de overschrijding van de termijn niet aan eiser kan worden toegerekend, en dat hij tijdig beroep had moeten instellen. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13206

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

In het besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Hierin is meegedeeld dat eisers tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken. Eiser heeft het beroep echter pas op 25 maart 2024 en daarmee (ruimschoots) buiten de termijn van vier weken ingediend.
3. Niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Met andere woorden: beoordeeld moet worden of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit staat in artikel 6:11 van de Awb. Er zijn in dit geval geen redenen aanwezig om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4. Eiser heeft in dat verband aangevoerd dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Als zij de vragen bevestigend beantwoorden volgt daaruit mogelijkerwijs dat verweerder geen bevoegdheid had om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen. Eiser beroept zich daarnaast op het loyaliteitsbeginsel en meent dat daaruit voortvloeit dat aan hem niet kan worden tegengeworpen dat hij te laat beroep heeft ingesteld.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser niet tijdig beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank ziet evenmin redenen om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De omstandigheid dat door de Afdeling in de zaak van een andere vreemdeling prejudiciële vragen zijn gesteld leidt er niet toe dat de overschrijding van de beroepstermijn niet aan eiser kan worden toegerekend. Immers niet valt in te zien waarom van eiser niet zou mogen worden verwacht om zich op tijd tot de rechtbank te wenden als hij het niet eens is met een aan hem bekend gemaakt besluit. Het voorgaande geldt ook voor het beroep van eiser op het Unierechtelijk loyaliteitsbeginsel.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.