ECLI:NL:RBDHA:2024:7737
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 7 februari 2024 is genomen. In dit besluit werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigt. De rechtbank heeft het beroep buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat een beroep zonder zitting kan worden beslist als er sprake is van een kennelijke uitkomst. Eiser heeft zijn beroep pas op 25 maart 2024 ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser heeft aangevoerd dat prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie zijn gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, wat mogelijk invloed zou kunnen hebben op de bevoegdheid van de Staatssecretaris om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen.
De rechtbank concludeert echter dat de overschrijding van de termijn niet aan eiser kan worden toegerekend, en dat hij tijdig beroep had moeten instellen. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.