ECLI:NL:RBDHA:2024:772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een asielbesluit en beroep wegens niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft eiser, een Iraanse nationaliteit, op 13 november 2015 voor het eerst een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 14 april 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep hiertegen ongegrond verklaard, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 2 augustus 2018 eveneens ongegrond verklaard. Eiser heeft op 26 oktober 2018 een nieuwe aanvraag ingediend, die op 15 januari 2020 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft dit beroep op 23 december 2020 ongegrond verklaard, maar de hoogste bestuursrechter heeft op 27 januari 2022 het hoger beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd.
Eiser heeft op 15 juni 2022 een verzoek om bestuurlijke heroverweging ingediend van het eerdere afwijzende besluit van 14 april 2017. Na een ingebrekestelling op 29 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Bij besluit van 27 februari 2023 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd, maar het verzoek om heroverweging van het eerdere besluit afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden het verzoek om heroverweging niet heeft ingewilligd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij al op 13 november 2015 aan de vereisten voor de verblijfsvergunning voldeed. De rechtbank concludeert dat er geen dwangsom is verbeurd en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 januari 2024.