ECLI:NL:RBDHA:2024:7715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 maart 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek sluit.
De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.13365) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van de griffier mr. S.S. van der Velde, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.