ECLI:NL:RBDHA:2024:7708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL24.13365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser op basis van veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had op 29 februari 2024 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 19 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris, aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot een van de uitzonderingscategorieën voor wie Georgië niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de eiser zijn land heeft verlaten vanwege economische problemen en schulden, maar dat deze redenen niet voldoende zijn om asiel te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Georgië een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 29 februari 2024. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 maart 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en A. Djavakhadze als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Georgische nationaliteit. Hij verklaart dat hij Georgië heeft verlaten omdat hij zijn schulden niet kon afbetalen en daarom werd bedreigd door zijn schuldeiser. Hij wil in Europa geld verdienen om zijn schulden af te betalen en dan veilig te kunnen terugkeren naar Georgië. De algemene situatie in Georgië is volgens eiser slecht, mensen gaan er bijna dood van de honger. Eiser heeft eerder in Frankrijk en Duitsland verbleven maar kan daar niet blijven omdat zijn asielaanvraag in Duitsland is afgewezen en omdat de sociale voorzieningen in beide landen onvoldoende zijn. Eiser vreest bij terugkeer naar Georgië opnieuw problemen te ondervinden met de schuldeiser.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen. Het eerste is eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Dit element wordt geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element is ‘problemen wegens schulden.’ Ook dit element wordt geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte relevante elementen leiden echter niet tot de conclusie dat eiser een asielvergunning in Nederland moet krijgen. Hij is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij behoort tot een van de uitzonderingscategorieën voor wie Georgië niet als veilig land kan worden aangemerkt. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Georgië voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Hoewel verweerder aannemelijk acht dat eiser een schuld heeft en problemen heeft ondervonden met zijn schuldeiser, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer dezelfde problemen zal ervaren. Bovendien kan eiser zich voor bescherming wenden tot de Georgische autoriteiten.
Gronden van beroep
7. Eiser voert aan dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd is en daarom niet in stand kan blijven. Hij baseert dit op de vaststelling dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser een schuld heeft, dat hij hierdoor in Georgië (fysieke) problemen heeft ondervonden en dat die schuld nog steeds bestaat. Hij stelt dat gelet daarop niet valt in te zien dat het enkele tijdverloop en het feit dat de schuldeiser geen contact heeft gezocht met eiser na diens vertrek, zou kunnen leiden tot de conclusie dat eiser geen gevaar meer zou lopen bij terugkeer. Het feit dat eiser in het verleden niet door de schuldeiser is gedood, betekent niet dat dit niet alsnog kan gebeuren. Als de feiten uit het verleden geloofwaardig zijn, dan kan de verwachting dat eiser geweld zal worden aangedaan bij terugkeer, niet ongeloofwaardig worden geacht. Bedreiging is een ernstig misdrijf dat uit de aard van de zaak meebrengt dat het vaak moeilijk te bewijzen is. Eiser kan daarom geen effectieve bescherming verwachten van de Georgische autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Artikel 3.37f van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) [1] bepaalt dat een land als veilig land van herkomst wordt beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict. Georgië is opgenomen in de lijst van veilige landen van herkomst in bijlage 13 van het VV, [2] waarnaar dit artikel verwijst. Bij de beoordeling of de aanvraag tot het verlenen van een asielvergunning niet-ontvankelijk wordt verklaard op de grond dat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst moet verweerder de verklaringen van de vreemdeling dat hij zal worden blootgesteld aan vervolging of ernstige schade betrekken. [3]
9. De rechtbank stelt op basis van de beroepsgronden en wat op zitting is besproken vast dat eiser niet heeft betwist dat Georgië in zijn algemeenheid kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst en dat eiser niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën zoals genoemd in bijlage 13 van het VV. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat eiser in Georgië geen gegronde vrees voor vervolging heeft en hij evenmin een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [4] Verweerder kan dit algemeen rechtsvermoeden niet handhaven wanneer eiser aannemelijk maakt dat Georgië in zijn specifieke geval niet als een veilig land kan worden beschouwd.
10. De rechtbank stelt verder vast dat eiser als reden van zijn vertrek uit Georgië onder meer heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om seizoensarbeid te doen en dan te vertrekken met het geld. Omdat hij geen onderdak meer had en het koud was op straat voelde hij zich genoodzaakt asiel aan te vragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze reden waarom eiser Georgië heeft verlaten economische problemen zijn die geen raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM.
11. Verweerder hecht geloof aan eisers verklaringen over het (nog steeds) bestaan van de schuld en de bedreiging van eiser door de schuldeiser, waarbij ook een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt echter ook dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege deze problemen geen bescherming van de Georgische autoriteiten kan inroepen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat deze bescherming illusoir zou zijn, omdat het nu eenmaal per definitie bijna onmogelijk is om een bedreiging aannemelijk te maken. Niet valt in te zien waarom eiser aanneemt dat de Georgische autoriteiten hem niet kunnen beschermen tegen criminele gedragingen op basis waarvan hij wel meent dat de Nederlandse autoriteiten hem een asielvergunning zouden moeten verlenen. De enkele verklaring van eiser dat hij zich nog steeds bedreigd voelt is onvoldoende om aan te nemen dat Georgië voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Hierbij betrekt de rechtbank ook de verklaringen van eiser dat er zich sinds zijn vertrek uit Georgië, nu ongeveer twee jaar geleden, geen nieuwe feiten hebben voorgedaan. De schuldeiser heeft niet via sociale media of telefonisch contact met hem gezocht en zijn familie, die in Georgië is achtergebleven, is in de tussentijd ook niet door de schuldeiser benaderd.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië voor hem persoonlijk niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft daarom eisers asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ter uitvoering van artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 3.105ba, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.De laatste herbeoordeling is gepubliceerd op 8 juni 2023, Kamerstukken II, 19637, nr. 3119.
3.Artikel 3.37e, derde lid, aanhef en onder a, Vb.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.