ECLI:NL:RBDHA:2024:7705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
NL24.20032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. M. Taheri. De verzoeker had op 6 mei 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, op 10 mei 2024 werd deze maatregel opgeheven omdat de verzoeker was overgedragen aan Kroatië. Hierna heeft de verzoeker op 13 mei 2024 zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de maatregel van bewaring was opgeheven en de verzoeker zijn beroep had ingetrokken zonder gemotiveerde gronden te geven voor de proceskostenveroordeling, concludeert de rechtbank dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op www.rechtspraak.nl. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20032

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 10 mei 2024 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat verzoeker is overgedragen aan Kroatië.
Verzoeker heeft op 13 mei 2024 het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat de bewaring is opgeheven vanwege de overdracht naar Kroatië en niet ter tegemoetkoming aan het niet gemotiveerde - althans niet van gronden voorziene - beroep van verzoeker. Verzoeker heeft ook niet gemotiveerd waarom er in deze zaak aanleiding zou zijn voor een proceskostenveroordeling.
4. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verband met het ingestelde beroep tegen de maatregel van bewaring die op 6 mei 2024 is opgelegd en met ingang van 10 mei 2024 is opgeheven.
5. De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten dan ook af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.