ECLI:NL:RBDHA:2024:7705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. M. Taheri. De verzoeker had op 6 mei 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, op 10 mei 2024 werd deze maatregel opgeheven omdat de verzoeker was overgedragen aan Kroatië. Hierna heeft de verzoeker op 13 mei 2024 zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de maatregel van bewaring was opgeheven en de verzoeker zijn beroep had ingetrokken zonder gemotiveerde gronden te geven voor de proceskostenveroordeling, concludeert de rechtbank dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op www.rechtspraak.nl. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.