ECLI:NL:RBDHA:2024:7701
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te vroege ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareisasiel. De Staatssecretaris had echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat eiseres ertoe bracht om een beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat er geen zitting nodig was, aangezien partijen hiermee akkoord gingen.
De rechtbank heeft overwogen dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, maar dat het beroepschrift pas kan worden ingediend nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld en er twee weken zijn verstreken. In dit geval heeft eiseres de Staatssecretaris op 27 januari 2024 in gebreke gesteld, terwijl de beslistermijn op 8 februari 2024 eindigde. Aangezien de ingebrekestelling te vroeg was verzonden, was het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon beoordelen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is en heeft deze uitspraak op 13 mei 2024 openbaar gemaakt. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen vier weken na de bekendmaking.