ECLI:NL:RBDHA:2024:7693
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag exploitatie- en alcoholwetvergunning door burgemeester Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een exploitatie- en alcoholwetvergunning behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.L. Ketting en mr. G.T. Poot, had de vergunningen aangevraagd voor een horeca-inrichting. De burgemeester van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. K. Lafleur en J. van Leeuwen, had de aanvragen afgewezen op basis van vermoedens van valsheid in geschrifte, omdat eiser had verzuimd zijn strafrechtelijke veroordeling voor mishandeling te vermelden in het bibob-formulier. Eiser betwistte de afwijzing en stelde dat hij geen valsheid in geschrifte had gepleegd, aangezien zijn veroordeling nog in hoger beroep was en hij zelf slachtoffer was van mishandeling.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid de vergunningen kon weigeren, omdat er feiten en omstandigheden waren die konden doen vermoeden dat eiser een strafbaar feit had gepleegd om de vergunningen te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de vergunningen niet onevenredig was, aangezien de burgemeester zijn integriteit moest beschermen en erop moest kunnen vertrouwen dat de verstrekte informatie juist was. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de gestelde schade niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.