ECLI:NL:RBDHA:2024:7687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens gebrek aan bewijs van geweldsmisdrijf
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De aanvraag werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven op 31 januari 2023, en het bezwaar van eiseres werd op 6 juni 2023 eveneens afgewezen. Eiseres stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel en seksuele uitbuiting in de periode van 2017 tot 2021, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 februari 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren via een beeldverbinding.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder in redelijkheid is genomen. Eiseres heeft weliswaar aangifte gedaan bij de politie, maar het strafrechtelijk onderzoek was ten tijde van de uitspraak nog niet afgerond. De rechtbank benadrukt dat eiseres objectieve aanwijzingen moet aanleveren om haar claim te onderbouwen. De medische verklaringen die eiseres heeft overgelegd, zijn gebaseerd op haar eigen verklaringen en bieden geen objectief bewijs van de gestelde feiten. De rechtbank wijst erop dat de kennisgeving van de IND over de tijdelijke verblijfsvergunning van eiseres ook geen objectieve aanwijzing is voor de gestelde mensenhandel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen uitkering uit het Schadefonds ontvangt en ook geen vergoeding van haar proceskosten krijgt. De uitspraak is gedaan door rechter E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.