ECLI:NL:RBDHA:2024:7682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom en schadevergoeding in het kader van straathandel

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dertien besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, die hem lasten onder dwangsom, invordering van verbeurde dwangsommen en bestuurlijke boetes oplegden. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker zich niet aan de regels heeft gehouden en dat zijn activiteiten als venten kunnen worden aangemerkt, wat betekent dat hij zonder vergunning op de weg een standplaats inneemt. Verzoeker, die zich identificeert met de religieuze organisatie Dutch GodDogTemple, stelde dat hij geen commerciële activiteiten verrichtte, maar een geloofsovertuiging uitoefende. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de opvattingen van verzoeker niet voldoen aan de voorwaarden voor bescherming onder artikel 9 van het EVRM, omdat het ontbreekt aan de vereiste ernst en samenhang. De voorzieningenrechter wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is om dit toe te kennen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vergunningen voor straathandel en de beperkingen die de gemeente kan opleggen om de openbare orde en leefbaarheid te waarborgen.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1369
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 mei 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening en het verzoek om schadevergoeding van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Kremers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Bij besluit van 13 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van verzoeker tegen dertien besluiten - houdende oplegging last onder dwangsom, invordering van verbeurde dwangsommen en bestuurlijke boetes - ongegrond verklaard.
1.2.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (SGR 24/1465).
Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 24/1369). Bij brief van 8 maart 2024 heeft verzoeker verzocht om vergoeding van geleden schade voor zover dat redelijk is, die Dutch GodDogTemple als religieuze organisatie en die verzoeker, los van de functie van Guardian, heeft geleden.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 ter zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die is vergezeld van S. Bansie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om tevens uitspraak te doen op het beroep. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Griffierecht
2.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht definitief af. Uit de door verzoeker ingediende stukken kan niet worden afgeleid dat sprake is van een inkomen dat tot vrijstelling kan leiden. Verzoeker heeft het griffierecht in beide zaken voldaan.
Spoedeisend belang
2.2.
Er is sprake van voldoende spoedeisend belang, nu verzoeker door de besluitvorming van verweerder in zijn gestelde activiteiten wordt beperkt. Een spoedeisend belang betekent echter niet automatisch dat het treffen van een voorlopige voorziening aangewezen is.
Waar gaat deze zaak over?
2.3.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit beslist op bezwaren tegen dertien primaire besluiten, te weten van
- 25 augustus 2023 met oplegging last onder dwangsom van € 500,- per overtreding per dag met een maximum van € 3.000,- [1] ;
- 9 september 2023, 1 oktober 2023 (3x), 4 november 2023 (4x) en 18 november 2023 (per besluit oplegging bestuurlijke boete van € 150,- wegens het op dezelfde plaats blijven staan (venten) respectievelijk het innemen van een standplaats zonder vergunning);
- 9 november 2023 (2x) en 7 december 2023 (invordering verbeurde dwangsommen).
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de artikelen 4 en 5 van de Verordening straathandel Den Haag 2017 (de Verordening) en ook de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) van toepassing zijn.
2.2.
Verzoeker heeft onder meer aangevoerd, ter zitting toegelicht, dat hij bestuurder/Guardian van de religieuze organisatie [religieuze organisatie] is, opgericht bij akte op 1 augustus 2023. Samen met een andere persoon is op 6 november 2023 een bestuursvergadering gehouden en zijn statuten vastgesteld. De organisatie is op
13 november 2023 ingeschreven in het handelsregister als religieuze organisatie met als activiteit: “Het uitbannen van honger op onze planeet en het voorkomen van discriminatie van culinaire gerechten.”
Vóór 1 augustus 2023 was hij nog geen Guardian. Hij verkocht toen als zzp’er hotdogs voor vastgestelde prijzen, maar deelde wel al gratis hotdogs uit aan daklozen en armen. De openbaring van [religieuze organisatie] heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. [religieuze organisatie] heeft verzoeker de opdracht gegeven om de mobiele hotdogkar om te bouwen tot de [religieuze organisatie]. Verzoeker heeft de opdracht gekregen om de stad in te gaan met de Temple, deze met handen voort te duwen en hij kan aanwijzingen krijgen waar hij moet gaan staan om gratis GodDogs (hotdogs) uit te delen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de Verordening, voor zover hier van belang, in dit geval niet van toepassing is en dat hij deze niet heeft overtreden. Hij drijft geen handel, is niet aan het venten, neemt geen standplaats in en collecteert niet. Hij dient een maatschappelijk doel en doet dit met een soort ritueel. Hij uit zijn geloof en er wordt een gratis hotdog weggegeven. Wie wil, voelt de innerlijke drang om iets te geven. Zijn bezoekers vragen hem vaak wat zij hem kunnen geven. Hij heeft de bezoekers meegedeeld dat de meesten (ongeveer) € 5,- geven, zij beslissen zelf en het staat hen ook vrij om niets te geven. In het begin had hij een bordje, met een adviesdonatie erop. [religieuze organisatie] verricht geen commerciële handelingen en hij voert de wil van [religieuze organisatie] uit, aldus verzoeker. Het is een geloofsovertuiging in wording, de traditie is zich nog aan het ontwikkelen en er zijn tien à vijftien medegelovigen. Verzoeker zegt voor het laatst op 23 februari 2024 actief te zijn geweest met de [religieuze organisatie]. [religieuze organisatie] heeft hem gezegd dat hij de uitspraak van de voorzieningenrechter kan afwachten. Verzoeker is nu werkzaam bij Uber en bezorgt maaltijden met de fiets.
Overwegingen
3. Verweerder heeft verzoeker op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) toestemming verleend om in het openbaar te demonstreren tegen de APV op een aantal data in november en december 2023 en op 10 februari 2024. Dat verzoeker op die dagen gratis hotdogs mocht uitdelen en donaties mocht ontvangen, betekent volgens verweerder niet dat hij te allen tijde dit recht had en heeft. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verweerder. Op de betreffende data zijn volgens verweerder aan verzoeker geen bestuurlijke boetes opgelegd, hetgeen verzoeker niet betwist.
4. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat verweerder de besluiten heeft kunnen adresseren aan verzoeker. De verbalisanten zijn met verzoeker in gesprek gegaan na hun waarnemingen. Verzoeker heeft zich veelal beperkt tot een summiere opmerking over zijn geloofsovertuiging en heeft de verbalisanten niet direct meegedeeld dat hij activiteiten verrichtte ten behoeve van de organisatie [religieuze organisatie]. Daarbij komt dat verweerder heeft vastgesteld dat verzoeker, naar niet is betwist, meerdere malen de naam van zijn onderneming heeft gewijzigd. Voorts blijkt uit bevindingen dat op de hotdogkar van verzoeker de naam ”Dutchy Hotdogs” is vermeld. De onduidelijkheid van de kant van verzoeker en de uiterlijke verschijningsvorm maken dat de enkele inschrijving als kerkelijke organisatie bij de Kamer van Koophandel per 1 augustus 2023 niet doorslaggevend kan worden geacht.
5. Volgens rechtspraak mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt rapport van bevindingen, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. [2]
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker de weergegeven bevindingen in de processen-verbaal niet heeft betwist. Dit betreft het met de hotdogkar voor een bepaalde tijdspanne stilstaan op de betreffende plaatsen op genoemde data, zonder klanten te bedienen dan wel het innemen van een standplaats op de weg. Dat verzoeker meent onaardig te zijn benaderd door handhavers/verbalisanten, betekent niet dat verweerder niet van de juistheid van de processen-verbaal van bevindingen mocht uitgaan.
6. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet aan het collecteren was. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld dat de vraag of sprake is van collecteren geen onderdeel was van de besluitvorming en dat dit niet is getoetst. De voorzieningenrechter laat dit buiten beschouwing.
7. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat verzoeker aan het venten was. Bij venten gaat het om het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van zaken dan wel diensten aan huis of op de weg [3] , waarbij niet langer wordt stilgestaan dan voor het bedienen van klanten nodig is. Van belang is daarbij de periode gedurende welke zaken vanaf dezelfde plaats op straat worden aangeboden aan voorbijgangers.
Uit de bevindingen blijkt dat verzoeker de hotdogkar, met eerdergenoemde verschijningsvorm, telkens voor een bepaalde tijd had uitgestald zonder dat er bezoekers waren. Er was een bordje met “Donation 4 hotdog temple”, een bordje met een prijs “€ 4,99 en € 5,99” en soms ook een bord met een menu van aangeboden items. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het vermelde bedrag een marktconforme prijs is voor een hotdog en dat dit als reële contraprestatie kan worden aangemerkt. Dat sprake was van een adviesdonatie acht de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden niet aannemelijk. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat in de statuten is vermeld dat van het totaal van het gedoneerde geld 33% voor het onderhoud en inkoop van de tempel is, 33% voor gratis GodDogs aan mensen die voedsel niet kunnen betalen en 33% voor levensonderhoud van de Guardian. In het verzoekschrift is vermeld dat de verdeling in werkelijkheid anders uitvalt. Ongeveer 15-20% gaat naar het onderhoud van de tempel, 50% voor het gratis uitdelen van GodDogs en 20-30% gaat naar de basisbehoeften van de Guardian, die geregistreerd staat als zzp’er. Verzoeker voert dan ook commerciële activiteiten en gebruikt inkomsten voor het bekostigen van zijn levensbehoeften. Dat ook gratis hotdogs werden weggegeven - hetgeen lovenswaardig is -, niet valt uit te sluiten dat verzoeker eigen geld heeft besteed in het geheel en ook sprake was van donaties, kan aan het voorgaande niet afdoen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het verzoeker vrij staat om te venten, zolang hij maar in beweging blijft en zich aan de regels houdt. Dit heeft verzoeker dus niet gedaan.
Voorts is geconstateerd dat verzoeker, met dezelfde activiteiten, meerdere malen op dezelfde op meerdere locaties op de weg een standplaats inneemt. Niet in geschil is dat verzoeker daartoe geen vergunning heeft. Ook hier wordt verweerder gevolgd.
8. Verzoeker heeft gesteld dat zijn tempel een plaats is waar zijn geloof uitgeoefend wordt en dat - kort gezegd - verweerder hem niet in zijn geloof mag beperken.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkwijze van verzoeker losstaat van de vraag of sprake is van een religie. Verweerder meent dat de religie van verzoeker niet als zodanig kan worden aangemerkt en niet valt onder de bescherming van artikel 9 van het EVRM.
8.1.
Volgens vaste rechtspraak kan de rechter een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit dat op dat voorschrift gebaseerd is, toetsen op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter komt ook de bevoegdheid toe te beoordelen of dat algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. [4]
Hetgeen verzoeker heeft gesteld wordt opgevat als een beroep op exceptieve toetsing van de Verordening, voor zover deze hier van belang is. In dit kader overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Anders dan in de zaak waar de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018 [5] op ziet, in dit geval geen sprake is van een bepaling in de regelgeving (in dit geval de Verordening) die de mogelijkheid biedt om af te wijken van bepalingen in de Verordening op grond van godsdienst of overtuiging.
De Verordening heeft tot doel - vanuit de ambitie om meer ruimte te willen bieden aan ambulante handel - niet alleen het stimuleren van economische activiteiten, maar ook het garanderen van de leefbaarheid voor bewoners. Er is behoefte om duidelijkheid te scheppen over wat wel en niet mag in de buitenruimte. Daartoe zijn in de Verordening keuzes gemaakt om de handel op straat te reguleren.
Aan de kwestie of sprake is van een voldoende verband tussen de betreffende godsdienst of levensbeschouwing en de gedraging die daaraan beoogt uiting te geven, gaat de vraag vooraf of sprake is van een godsdienst of levensbeschouwing. Het antwoord daarop bepaalt of de betreffende vrijheidsrechten van toepassing zijn. In genoemde uitspraak van de Afdeling is, onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM, overwogen dat als voorwaarde voor het aanmerken van een samenstel van opvattingen als een godsdienst of levensovertuiging geldt dat die opvattingen een zeker niveau aan overtuigingskracht, ernst, samenhang en belang bereikt hebben.
Verzoeker heeft betoogd dat hij een openbaring heeft gehad van [religieuze organisatie], die de honger op onze planeet wil uitbannen. Daartoe heeft verzoeker statuten opgesteld met daarin het doel van [religieuze organisatie]. Het gaat erom dat mensen worden bevrijd van honger, dat eten op hygiënische wijze wordt voorbereid, dat levensmiddelen worden gebruikt op een manier waarop nieuwe gerechten ontstaan, dat gevarieerd en gezond wordt gegeten en dat de overtollige energie in de drukke straten van de stad wordt gezuiverd. Met het eten van een gratis lekkere heilige GodDog stijgen de spirituele vibraties in de stad.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoen de opvattingen van verzoeker niet aan de in de uitspraak van de Afdeling genoemde voorwaarden, met name ontbreekt het aan de vereiste ernst en samenhang. Daarmee vallen de opvattingen van verzoeker niet onder de bescherming van artikel 9 van het EVRM. Dat verzoeker stelt dat zijn opvattingen niet vergelijkbaar zijn met het Pastafarisme, want niet satirisch, kan hier niet aan afdoen. Er is geen vergelijking gemaakt tussen de inhoud van de opvattingen van verzoeker en het Pastafarisme, er is gekeken naar de toetsing aan de maatstaven van het EHRM door de Afdeling. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de in de Verordening gemaakte keuzes om de straathandel te reguleren, voor zover hier van belang, de terughoudende (exceptieve) toetsing niet zouden kunnen doorstaan.
9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat geen grond voor het oordeel dat de besluiten onevenredig zijn. Dat eiser betoogt dat hij, anders dan is vermeld in de door hem overgelegde verklaring van Parnassia over het horen van stemmen en schizofrenie van 20 april 2023 daarvoor inmiddels wel medicatie gebruikt en toch blijft communiceren met [religieuze organisatie] op vele andere manieren, maakt dit niet anders.
Verweerder heeft verzoeker ter zitting meegedeeld dat een betalingsregeling bespreekbaar is.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Voor zover verzoeker heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding, bestaat in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening geen aanleiding om dit verzoek toe te kennen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voor het overtreden van artikel 5, eerste lid, van de Verordening straathandel Den Haag 2017 (de Verordening, DSB/2016.156 RIS295091 met toelichting)
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:679)
3.De weg in de zin van artikel 1:1 van de APV
4.Uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:412)
5.Uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2018:2715), onderschreven met het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 9 november 2021, De Wilde tegen Nederland, nr. 9476/19 (ECLI:CE:ECHR:2021:1109DEC000947619)