ECLI:NL:RBDHA:2024:7666
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.J. Keiman, had op 14 november 2023 beroep ingesteld omdat de verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 11 januari 2024 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de eiser het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. De eiser verzocht de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig was. De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder aan de eiser tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, en heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank oordeelt dat het beroep van licht gewicht is, gezien de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt. De eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.