In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op een bezwaar tegen een besluit van 29 juli 2022. Eiser had eerder, op 19 juni 2023, de rechtbank verzocht om verweerder te dwingen een beslissing te nemen, maar verweerder heeft hieraan geen gevolg gegeven. Eiser heeft vervolgens op 2 november 2023 opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en heeft daarom geoordeeld dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds de termijn was overschreden. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed.