ECLI:NL:RBDHA:2024:766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
09/013842-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige via Grindr en verleiding tot seksuele handelingen

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige en verleiding tot seksuele handelingen via de app Grindr. De verdachte, geboren in 1985, had op 12 januari 2023 in Wassenaar seksuele handelingen gepleegd met een slachtoffer, geboren in 2008, die de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn penis in de mond en anus van het slachtoffer heeft gebracht. Daarnaast heeft de verdachte via Grindr berichten gestuurd waarin hij het slachtoffer verleidde met beloften van geld voor seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer in overweging genomen, evenals de bewijsmiddelen, waaronder chatberichten en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er sprake was van verleiding in de zin van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van het misbruik van feitelijke verhoudingen, omdat niet was gebleken dat het leeftijdsverschil invloed had gehad op de handelingen van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/013842-23
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.L.G. Rens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 januari 2023 te Wassenaar, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
(onder meer)
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de anus van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;
2
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 januari 2023 tot en met 12
januari 2023 te Wassenaar, althans in Nederland, door giften en/of beloften van
geld, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of
misleiding, te weten door
- ( in de app Grindr) berichten te sturen, namelijk: “You like (emoticon van een
bankbiljet)?” en/of ”If you like dick and money I can give you both” en/of
- het aanzienlijke leeftijdsverschil,
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen
en/of van hem, verdachte, te dulden, te weten (onder meer) het duwen/brengen
van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de anus van die [slachtoffer] ;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezen en heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023012896, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 162).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 januari 2024, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] leren kennen via Grindr. We hadden op 12 januari 2023 afgesproken om in Wassenaar seks te hebben. Ik heb daar seks gehad met [slachtoffer] . Wij hebben anale seks gehad en hij heeft mij gepijpt. Ik was die avond ervoor toen ik contact zocht met [slachtoffer] verveeld. Er werd op Grindr weinig gesproken die avond. Ik dacht als ik bankbiljetten stuur dan gaat iemand misschien reageren. Ik heb gestuurd ”If you like dick and money I can give you both”. In het gesprek werd wel gehint op seks.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 29 – p. 30):
Op 13 januari 2023 had ik, [verbalisant] , telefonisch contact met de
moeder van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008. Door getuige werd tijdens het telefonisch contact verklaard dat zij met haar zoon
(slachtoffer [slachtoffer] ) had gesproken over hetgeen er tussen hem en de
verdachte kennelijk is gebeurd. Ik hoorde daarbij de getuige verklaren dat:
- het slachtoffer haar had verteld dat hij op zijn telefoon de applicatie 'Grindr' had geïnstalleerd en dat hij zo met de verdachte in contact was gekomen;
- het slachtoffer had verteld dat hij met de verdachte vrijwillige seks had gehad met het gebruik van een condoom en dat de verdachte hem niet had geforceerd;
- het slachtoffer op de vraag van getuige of de verdachte in hem (slachtoffer) is geweest, het slachtoffer met 'ja' en 'we hebben het gedaan' heeft geantwoord.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 13 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 31 – p. 37):
V: Je zegt we gingen daar dingen doen. Welke dingen gingen jullie doen?
A: Kussen, blowjob en anaal.
V: Jullie gingen kussen en een blowjob, wie wat waar?
A: Ik bij hem.
V: En je zegt, anaal, wie wat waar?
A: Hij bij mij.
V: Kan jij mij vertellen welk lichaamsdeel van wie in welk lichaamsdeel ging?
A: Zijn lichaamsdeel, zijn piemel, ging in mijn kont.
V: Even over de blowjob, kan jij mij benoemen wie zijn lichaamsdeel in welk
lichaamsdeel ging?
A: Mijn mond, ging om zijn piemel.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 82 – p. 83):
Op 14 januari 2023 heb ik handmatig de in beslag genomen mobiele telefoon
van verdachte [verdachte] onderzocht. Nadat ik de telefoon had ontgrendeld ben ik naar de Grindr applicatie gegaan en heb ik deze geopend. Ik heb het gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] opgezocht.
Het gesprek start op woensdag 11 januari 2023.
[verdachte] zijn 'wolkje' is geel.
[slachtoffer] zijn 'wolkje' is blauw.
[verdachte] = S
[slachtoffer] = L
woensdag 11 januari 2023
S: Hey (plaatje van stapel bankbiljetten)
L: Age?
S: 30
S: You like (plaatje van stapel bankbiljetten)
L: Jah
S: If you like dick and money i can give you both
L: Nice
L: How much
S: 50
3.4.
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat de verdachte en [slachtoffer] seksuele handelingen hebben verricht die hebben bestaan uit het door de verdachte seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaar had bereikt.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is ‘verleiding’ van een minderjarige tot ontucht strafbaar gesteld. Dat is onder meer het door beloften van geld opzettelijk bewegen van een minderjarige tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Van ‘bewegen’ in de zin van artikel 248a Sr is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van beloften van geld is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. De leeftijd van de minderjarige is met de vernieuwde wettekst van artikel 248a Sr geobjectiveerd. Dit betekent dat het voor de strafbaarstelling in dit wetsartikel niet uitmaakt of de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de minderjarige de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. De strafbaarstelling van zedendelicten waarbij minderjarigen zijn betrokken is in de eerste plaats gericht op bescherming van de minderjarige, ook tegen verleiding die van henzelf kan uitgaan.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van verleiding en dat het initiatief lag bij de minderjarige. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met de destijds veertienjarige [slachtoffer] heeft gechat op Grindr. De verdachte opent het gesprek op Grindr door aan [slachtoffer] een bericht te sturen van een plaatje van een stapel bankbiljetten. Vrijwel direct daarna spreekt de verdachte opnieuw over geld door aan het slachtoffer het volgende te sturen ”You like (plaatje van stapel bankbiljetten)”?. Vervolgens stuurt de verdachte: ”’If you like dick and money i can give you both”. De intentie van de verdachte is duidelijk; hij probeert het slachtoffer mede door de belofte van geld te bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen. Het initiatief gaat daarbij uit van de verdachte. Dit wordt niet anders doordat het slachtoffer later vraagt om hoeveel geld het gaat, waarop de verdachte antwoordt ‘50’. Dit betreft volgens de rechtbank niets meer dan een vraag om het eerder door de verdachte gedane aanbod te concretiseren. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er wel degelijk sprake is van verleiding in de zin van artikel 248a Sr. De verdachte heeft geld in het vooruitzicht gesteld en het minderjarige slachtoffer is daar op ingegaan, als gevolg waarvan een ontmoeting heeft plaatsgevonden waarbij verdachte ontuchtige handelingen met het slachtoffer heeft gepleegd. De rechtbank is dan ook met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dat feit wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het verleiden van [slachtoffer] door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, omdat niet is gebleken dat het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hen beiden van invloed is geweest op het plegen of dulden van ontuchtige handelingen door [slachtoffer] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 12 januari 2023 te Wassenaar, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond en de anus van die [slachtoffer] gebracht;
2
hij op 11 januari 2023 in Nederland, door beloften van geld, te weten door
- in de app Grindr berichten te sturen, namelijk: “You like (emoticon van een
bankbiljet)?” en ”If you like dick and money I can give you both”, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en de anus van die [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, alsmede een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie billijk is en heeft de rechtbank verzocht die eis te volgen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft twee ernstige strafbare feiten gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een jongen van destijds veertien jaar, waarbij sprake was van seksueel binnendringen in de mond en in de anus. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verleiden van het veertienjarige slachtoffer tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, door hem geld te beloven.
Het slachtoffer heeft zelf geen aangifte willen doen en heeft verklaard dat hij vrijwillige seks met de verdachte heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het slachtoffer achttien jaar was. Hij heeft dit echter niet gecontroleerd. De verdachte bleek te maken te hebben met een jongen van veertien jaar. De verdachte zelf was op dat moment achtendertig. De wetgever heeft ervoor gekozen minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen zichzelf te beschermen. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij worden geacht de emotionele gevolgen van seksueel contact zelfstandig niet voldoende te kunnen overzien. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. De verdachte heeft daar kennelijk niet bij stilgestaan en heeft zijn eigen seksuele behoeften vooropgesteld. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij met zijn gedrag de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid heeft overschreden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 januari 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 6 oktober 2023, waaruit volgt dat sprake is van een laag recidiverisico. De reclassering schat in dat de verdachte er baat bij heeft om zijn behandeling, die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in gang is gezet, bij De Waag positief af te ronden omdat het toezicht van de reclassering van meerwaarde is. De verdachte heeft zijn praktische zaken goed op orde en een gevangenisstraf zou ontwrichtend kunnen werken ten aanzien van het werk, inkomen en de huisvesting van de verdachte. De reclassering adviseert bij een veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De inschatting van de reclassering is dat een toezicht voor de duur van één jaar voldoende is.
Straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans is opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf, te weten 86 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van één jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en te bewerkstelligen dat de ambulante behandeling van de verdachte zal worden voortgezet.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 245, 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
meerdaadse samenloop van:
ten aanzien van feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
en
ten aanzien van feit 2:door beloften van geld een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
86 (ZESENTACHTIG) DAGENniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op één jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op de Binckhorstlaan 287a, 2516 BC te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van forensische polikliniek De Waag in Leiden of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart in het kader van het schorsingstoezicht van de veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als De Waag en de reclassering nodig achten. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan het Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (HONDERD) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. J.B.J. Hoefnagel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. Wiersma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2024.