ECLI:NL:RBDHA:2024:7650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak wegens te late beslissing op aanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2024, wordt een proceskostenveroordeling uitgesproken in een bestuursrechtelijke zaak. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 7 maart 2024 had de verweerder alsnog een afwijzend besluit genomen, waarna de eiseres haar beroep introk, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is.
De rechtbank baseert haar uitspraak op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, die de veroordeling in proceskosten regelen. De rechtbank overweegt dat de zaak van licht gewicht is en dat het belang beperkt is, wat leidt tot een lagere wegingsfactor. Uiteindelijk wordt de verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan de eiseres, die een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 mei 2024 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman.